van woorden die voorkomen in
deze website “Ledematen van de provincie Groningen”. Dit betreft de
registratie van lidmaten voor de invoering van de
burgerlijke stand in 1811. Het zijn dus woorden uit de 17e en 18e eeuw.
De woorden en uitdrukkingen zijn opgenomen zoals ze in de teksten voorkomen;
waar ook sprake is van een andere schrijfwijze is deze achter de schuine
streep / toegevoegd. Voltooide deelwoorden zijn niet als zodanig opgenomen,
wel het volledige werkwoord.
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W Z
Zoals je ziet zijn er nog woorden onbekend. Ken je ze? Mail
dan
naar Riana Luiks die dit deel van de site beheert. Dat geldt
natuurlijk ook voor aanvullingen! Woorden die je ergens op deze website
tegenkomt. Maar ook uitgebreidere omschrijvingen zijn welkom, zoals Simon
Kadijk die heeft geleverd voor bijvoorbeeld attest. En die ook veel Latijnse
termen heeft verklaard, net als Teijo Doornkamp.
Welkom zijn ook verwijzingen naar een website waar een goede omschrijving
staat, zodat we een link kunnen opnemen zoals bij
sarrieshut gebeurd is.
Dankzij de geweldige hulp van leden van de
Genealogie Groep Groningen minderde het aantal onbekende woorden in ras
tempo. Iedereen hartelijk dank! Het zijn te veel mensen om op te noemen. Een
uitzondering maken we voor Jan van Bolhuis, die zijn “Lijst van oude en/of
Groningse begrippen” ter beschikking stelde (het resultaat van 40 (!) jaar
werk, gemaakt voor een nog te verschijnen genealogie).
Helemaal onderaan de lijst vind je de opgave van bronnen waar veel van de
verklaringen vandaan gehaald zijn.
Maar er zijn nog steeds vraagtekens .......
april 2008
Riana Luiks
A
8bris = oktober. zie mense
à Dno praeside = de voorzittende dominee
A.L.M. phil. Doctor (uit kerspel Hellum) = ?
aankleev = met allen die er toe behoren
aanst = aanstaande
ab. cum testim. = abiit cum testimonio = vertrokken met attestatie
abierunt = zijn vertrokken [meervoud van abiit]
abiit/abijt = vertrokken
abijt ad att. beatiori ao. 39 = vertrokken met attestatie van goed
gedrag (letterlijk: rijkdom) anno [16]39
abijt ex hae misera ao. 34 = helaas van hier vertrokken anno [16]34
abjungeren = adjungeren = zich voegen bij, toevoegen
absenteren = wegblijven
abbuisen = abuis = vergissing
abuseeren = misleiden
accessere = toegelaten
aclumiseren (uit kerspel Meeden) = ?
accommoderen = aanpassen, ter wille zijn
accommodement = aanpassing
accouchement = bevalling
ac ex pago = en (evenzo) uit het dorp
achterklappinge = laster
acquiesceren = genoegen nemen met
acquireren = zich eigen maken, verwerven
acrorus = waarschijnlijk verkeerd getranscribeerd. Actoris =
van de acte = van de notulen
acta consistorij/consistorii = notulen van de consistorie [=
vergadering van de predikant met de ouderlingen]
acta eiusdem = handelingen [= verslag] van dezelfde dag of maand
actorim = actoris = van de acte = van de notulen
actum = geschied, gedaan
actum ut supra = gedaan als boven (gezegd is)
ad causam = om reden van
ad cummuniorem s. coena = tot de gemeenschap van het Heilig Avondmaal
(toegelaten)
ad H. canam = ad H. coenam = tot het H. maal [Avondmaal]
ad urbem migr. = naar de stad verhuisd
ad vitam = gedurende het hele leven
adelborst = kadet bij de marine
adjudiceren = toewijzen
admissie = verlof, vergunning, toelating
admitteren = toelaten
ad patres = naar de Vaderen gegaan, naar het dodenrijk gegaan
ad plures = letterlijk: hij/zij is naar de meerderheid gegaan,
figuurlijk: hij/zij is
overleden
adsessor = assessor = naam voor iemand die een voorzitter bij staat,
vroeger ook wel bijzitter genoemd
ad usum h. communionis = tot het gebruik van het Heilig Avondmaal
(toegelaten)
advt. (uit kerspel Vlagtwedde) = advocaat ?
ædification = bouw, opbouw, stichting
affronteren = beledigen
afgaan = aftreden
afgronten = affront? = belediging
afsindinge = wegzenden
aggraveren = verergeren
al. = alias
A.L.M. Philos. Dn = artes liberales Magister Philosophia Dominus = meester in de vrije kunsten
en de wijsbegeerte, dominee
almosen = aalmoezen = giften
alteratie = onrust, ontsteltenis
alumnus = kwekeling, leerling
aluseren (uit kerspel Grijpskerk) = ?
ambo mortui in diluvio = beiden gestorven tijdens de overstroming
ambo obiirunt = beiden overleden
amptman/ambtman = man, aan wie het ambacht of ambt, de rechtsmacht in
een
bepaald district, was opgedragen. In de provincie Groningen kwamen
ambtmannen alleen in de jurisdicties van de stad Groningen voor. Er was een
ambtman van het Klei-Oldambt en waarschijnlijk had ook het Gerecht Selwerd
een ambtman. Het Wold-Oldambt had een drost die in Zuidbroek zetelde en ook
Westerwolde had een drost die zich in Wedde bevond
anc./ancilla = dienstmaagd, dienstmeisje
ancilla mea = mijn dienstmaagd
ancilla vidua = dienstmeid die weduwe is
anno à Nativitate Salvatoris nostri Jesu
Christi = in het jaar na de
geboorte van onze verlosser Jezus Christus
anno post Christum natum = in het jaar na Christus
geboorte
antecessor = voorganger
antwoorder = een persoon die tijdens de eredienst de
catechismusvragen beantwoordt. Een catechismus is een leerboek in de vorm
van vraag en antwoord. Het was in vroeger tijd de taak van de schoolmeester
om de kinderen de
Heidelbergse Catechismus van 1563 te leren. In sommige kerken was het de
gewoonte, dat de kinderen in de middagdienst werden overhoord. De gehele
catechismus was verdeeld in 52 zondagen. Het was de bedoeling dat gedurende
het hele jaar wekelijks een afdeling aan de beurt was
apostil = geschreven verklaring
ao = anno = in het jaar
ao a messia in carne exhibito MDCCXIV = in het jaar waarin
de Messias zich in lichaam vertoonde 1714 (een chique variant van anno)
appaiseman = appaisement = het tot vrede brengen
appaiseren/appuiseren = tot vrede brengen
apparent =
du idelijk, klaarblijkelijk, waarschijnlijk
apparentie = waarschijnlijkheid
appelleren = in hoger beroep gaan
appointeren = 1. bezoldigen 2. een rekening met de boeken vergelijken
3. de dag van behandeling vastleggen
approbatie = goedkeuring
approberen = goedkeuren, billijken
a proside = waarschijnlijk a proviside = vooruitziend, met
vooruitziende blik
arbeider = op de Groningse klei waren drie soorten arbeiders:
1.inwonende knecht (of meid) ongehuwd, krijgt loon, kost en inwoning.
Heeft daarom weinig noodzakelijke uitgaven. Wordt gewoonlijk voor een jaar
ingehuurd, van november tot november (Allerheiligen) of van mei tot mei (de
exacte dag is twaalf mei, samenvallend met de Groninger mei-kermis. Deze dag
wordt “oud mei” genoemd, want voor de invoering van de Gregoriaanse kalender
was dat de dag waarop de meimaand begon). Deze groep wordt niet direct
getroffen door misoogst en de daarmee samenhangende stijging van de kosten
van levensonderhoud, omdat de kost loon in natura is
2. vaste arbeider, heeft naast loon en kost gewoonlijk nog
emolumenten zoals het recht één of meer schapen op het land van de boer te
mogen laten grazen (schaapsweide) en belappen en benaaien [de boerin moest
zijn kleren lappen en verstellen zodat hij “schier” voor de dag kon komen]
3. dagloner, of los arbeider, niet verzekerd van vast werk, maar
verdient wanneer hij werk heeft meer dan een vast arbeider. In de praktijk
werkt de dagloner niet alleen op dagloon. Ook stukloon, weekloon of zelfs
jaarloon komt voor
archidiaconus = archidiaken = aartsdiaken = kerkelijk armenverzorger,
de eerste diaken die het hoofd van de kerkelijke armenverzorgers is
arg = boos
armevoogd = lid van een armbestuur, dat armen ondersteunt. Een ander
woord hiervoor is voorstander
assopiatie = stillen, sussen, in der minne bijleggen
astopieren = assopiëren = sussen
att/attest = attestatie = getuigenis =
document dat iemand mee krijgt wanneer wordt overgegaan van de ene
plaatselijke kerk naar de andere. Een attestatie was vroeger een bewijs van
goed gedrag en kon worden geweigerd als er sprake was van slecht gedrag,
bijvoorbeeld aan een (jonge) ongehuwde moeder. Na een aantal jaren
voorbeeldig leven werd dan wel een attestatie uitgeschreven. De
Kerkenordening (die van kracht is geweest van 1618 tot 1816) ook wel Dordtse
Kerk Orde genoemd, bepaalt in art. 61 “Men zal niemand ten Avondmaal des
Heeren toelaten, dan die naar de gewoonheid der Kerk, tot dewelke hij zich
voegt, belijdenis der Gereformeerde religie gedaan heeft, mitsgaders
hebbende getuigenis eens vromen wandels, zonder welke ook degenen, die uit
andere Kerken komen, niet zullen toegelaten worden”. In art. 82 wordt
bepaald: “Dengenen, die uit de gemeente vertrekken, zal eene attestatie of
getuigenis aangaande hun belijdenis en wandel door den kerkenraad
medegegeven worden, door twee onderteekend, of bij attestatiën, die onder
het zegel der Kerk gegeven worden, met ééne onderteekening”
auctoriseren = autoriseren
Augsburgse confessie =
Confessio Augustana of Augsburgse Belijdenis of Augustijnse
geloofsbelijdenis De Augustijnse Geloofsbelijdenis toegedaan betekent
dat men Luthers is. De Confessio Augustana is één van de oudste
reformatorische belijdenisgeschriften. In 1530 riep Karel V de Duitse
Rijksdag bijeen te Augsburg met als uitgesproken doelstelling de tweedracht
in de religie te overwinnen, ieders mening in liefde aan te horen en te
overwegen en die meningen met elkaar in overeenstemming te brengen tot een
enige christelijke waarheid. Daarom gaf keurvorst Johan van Saksen aan
Luther, Justus Jonas, Bugenhagen en Melanchton de opdracht het geschil in de
religie en de kerkelijke ceremoniën in een samenvatting weer te geven. Dit
werden de Torgauer Artikelen. Luther kon vanwege de rijksban niet in
Augsburg aanwezig zijn. Bij aankomst in Augsburg besloot Melanchton de
Torgauer Artikelen om te werken tot een belijdenis. Hij hield daarbij
rekening met de gesprekken tussen Zwingli en Luther te Marburg die waren
vastgelegd in de Marburger Artikelen. Nadat de belijdenis door Melanchton
was voltooid werd het door een aantal Duitse vorsten en vertegenwoordigers
van enkele steden ondertekend en op 24 juni 1530 aan de keizer op de
rijksdag voorgelezen. Luther vond dat in de formuleringen van Melanchton
meer dan genoeg aan de tegenpartij was toegegeven, maar betuigde desondanks
toch zijn instemming met de inhoud. Het Lutherse karakter van deze
belijdenis komt onder andere tot uiting in de passage over het avondmaal en
de biecht: “Over de maaltijd van de Heer wordt geleerd, dat lichaam en bloed
van Christus waarlijk aanwezig zijn en uitgereikt worden aan degenen die
deelnemen aan het Avondmaal. Verworpen worden degenen die een andere leer
aanhangen. Over de biecht wordt geleerd, dat de persoonlijke absolutie in de
Kerken gehandhaafd moet worden, hoewel het bij de biecht niet noodzakelijk
is dat alle overtredingen opgesomd worden. Dat is immers onmogelijk, zoals
de Psalm zegt: 'Wie kent de overtredingen?' (Ps. 19:13).”
autoriseren = machtigen, vergunning verlenen
avermal/avermalen = weer, opnieuw
averst = echter
avondmaal = zie H. Avondmaal
B
B.L. Stud. = student aan de Latijnse school? benevole lector
= welwillende lezer
bald = spoedig, schielijk
baptizati ambo = beiden gedoopt
bavalseren (uit kerspel Meeden) = ?
bedaeght = bedaagd = bejaard
bejagen = verkrijgen
bekken = ronde kom
benaebarde = buren
berughtigt = beticht, verdacht
besandinge = tot rust komen?
bespieringe = bezwaar
bestedigen = [ter aarde] bestellen
bet = beter, tot
bewimpelen = iets enigermate bedekken, niet
ronduit zeggen of erkennen
beun = 1. zoldering, zolder 2. losse
planken vloer
beuselingen = beuzelingen = leugen, wissewasje
bevorens = vooraf
bierbank = een bank in de herberg, waarop
de bezoekers zitten (bier te drinken)
bisejager = biesjager = veldwachter (bies = boef), assistent van de
wedman. Ook wel
rode roede genoemd
bijtwilen = soms?
blauverwer = ambachtsman die stoffen verft in de kleur indigo. De
stof wordt daarbij in een verfbad gedompeld. De bereiding van dat bad werd
slechts door weinigen in de perfectie beheerst. De blauwververs stonden
binnen de gilden dan ook in hoger aanzien dan de "roodzieders". Omstreeks
1883 verdwijnt het beroep door de toepassing van een synthetisch procedé
bloeimaand = mei
blokz.wijf = bloksnijders wijf? = vrouw van de klompenmaker
bloot/blotelijk = zonder meer
Boekzaal = tijdschrift, verschenen tussen 1715 en november 1811.
Verschenen onder de titel ‘Maendelyke uittreksels, of de Boekzael der
geleerde werrelt’. Voortgezet van december 1811 tot 1863 als ‘Boekzaal der
geleerde wereld, en Tijdschrift voor de Protestantsche Kerken in het
Koningrijk der Nederlanden’. Van 1864 tot 1925 voortgezet als ‘Stemmen van
waarheid en vrede; evangelisch tijdschrift voor de protestantsche kerken’
bolder = functie in een garenspinnerij
bombardier/bombardeur = bommenwerper
bontteken, bontzegel, bonttafel = uitdrukkingen die een bepaald
aspect van het Avondmaal aanduiden namelijk het Verbond. Bontteken = teken
van het verbond, bontzegel = zegel van het verbond en bonttafel =
avondmaalstafel van het verbond. De sacramenten doop en avondmaal worden
beschouwd als tekenen en zegels van het verbond, dat God met zijn volk heeft
gesloten. Ze bevestigen, bekrachtigen en onderstrepen het verbond op een
zinnebeeldige manier. De uitdrukking is afkomstig uit de brief van Paulus
aan de Romeinen waar van Abraham staat dat hij het teken van de besnijdenis
ontving als zegel van de gerechtigheid van het geloof
boode = bode = boodschapper
boomsluiter = ambtenaar die de havenbomen opent en sluit en de
havengelden in ontvangst neemt [zelfde als carcher bij d’ boom?]
borhafftig/boerhafftig = geboortig
br = broeder
braak = 1. het omwerken van de akker na de oogst 2. het een tijdlang
onbezaaid laten van de grond
breider = breier = iemand die, al dan niet met behulp van naalden,
een vlechtwerk (net, mat, kous) maakt van garen of (wilgen)tenen
breuk = boete, schadevergoeding, straf voor een vergrijp
breukvallig = boeteplichtig
broeke = breuk
broodtheer = broodheer = 1. iemand die een
ander in de kost heeft en meestal ook bij hem inwonende dienstbode 2.
meester, huurder, werkgever
brujen = bruien = afranselen, klappen geven
budden = buikdenningen = scheepsterm, beplanking binnen in het schip
burschappen (uit kerspel Grijpskerk) = ?
B.V. Mariae = van de gezegende maagd Maria
C
c.a. = cum annexis = met toe- of bijbehoren, met het
verbondene of aangrenzende
cabalen = 1. een geheime opzet, een intrige
van een beperkt aantal personen, met onedele bedoelingen, hetzij om anderen
te schaden of om elkaar aan enig voordeel te helpen 2. hevig en
hinderlijk rumoer
cadet/kadet = officier in opleiding
calangeren = beschuldigen, aan de kaak stellen
calanghie/calange = beschuldiging, geschil, twist
calendas = maand
calomnie = valse aanklacht, laster, kwaadsprekerij
calomnieus = (be)lasterend
cana = zie cena
canaillie = canaille = kreng, gemeen vrouwspersoon
cantonneren/kantonneren = troepen van het leger over verschillende
plaatsen van een streek verdelen en daar bij de burgerij inkwartieren
carel of mistal (uit kerspel Godlinze) = ?
Car. gulden = Carolus gulden. Munt genoemd naar Karel V. De eerste
Nederlandse eenheidsmunt die ook in een groot deel van Europa circuleert.
Wettig betaalmiddel en de vaste reken eenheid in de boekhouding. De Carolus
gulden bestond uit 20 stuivers. Het dagloon van een geschoold arbeider was
indertijd 1 stuiver
carcher bij d’ boom = een verbastering van chercher? (zie aldaar) bij
de slagboom? [zelfde als boomsluiter?]
carspel = zie kerspel
casseren = vernietigen, te niet doen (van een besluit, een vonnis)
casum = casus = geval
catalogus eorum qui in numerum membrorum ecclesiae in
tinallinga sunt recepti = overzicht van hen die als leden van de kerk in
Tinallinge zijn opgenomen
caveren = verhoeden, voorkomen, voorzien, beschikken
cederen = afstaan
cedul/cedule = briefje, lijst, bewijsstuk. Is afgeleid van het
Latijnse schedula, dat ‘blad papier’ betekent
Celebrata Coena = het avondmaal gevierd
Celebravimus actionem S. Coena, et admissi sunt hi duo Lumchen
= wij hebben
het H. Avondmaal gevierd en toegelaten zijn hier twee Lumchen [? dit zou
wellicht membrum, meervoud membra = leden kunnen zijn]
Celebravimus Sacram Domini Sijnnaxin = wij hebben (gezamenlijk?) het
Heilige
van de Heer gevierd [= het Heilig Avondmaal]
celebreren = vieren [met name gebruikt voor het Heilig Avondmaal]
cena = letterlijk maaltijd, hier Avondmaal. Ook wel genoteerd of
getranscribeerd als cana, caana, caena, caasa, caesa
censura morum = letterlijk ‘toezicht op de zeden’; de levenswandel.
In de week vóór de viering van het Heilig Avondmaal houdt de kerkenraad
censura morum dat erop gericht is na te gaan of er in persoonlijk opzicht of
in de gemeente zaken zijn die een rechte viering in de weg kunnen staan.
Daarbij wordt ook aan gemeenteleden gelegenheid geboden eventuele bezwaren
over belijdenis en wandel van lidmaten der gemeente in te brengen.
De Dordtse Kerkorde bepaalt in art. 81: “De dienaren des Woords, Ouderlingen
en Diakenen zullen onder elkander de Christelijke censuur oefenen, en
malcander van de bediening huns ambts vriendelijk vermanen”. In oudere
redacties van voorgaande synoden stond ook nog wanneer dit moest gebeuren,
namelijk “voor het houden des Avondmaals”
censurabel = te berispen
censuur/onder censuur staan/censuira/cencure = kerkelijke tucht. Er
zijn diverse trappen van censuur: vermaning, niet mogen meedoen aan het
Avondmaal en ban. Na een vermaning konden mensen het verzoek doen om weer
tot het Avondmaal te worden toegelaten
censuuracte = akte waarin de uitgesproken censuur (kerkelijke tucht)
wordt omschreven
cerefisiarii = van de molenaar
cergeuse = serieuze?
cessat (uit kerspel Vlagtwedde) = ?
cessat articulus = dit onderdeel blijft in rust
cesseren = ophouden, vervallen, uitzetten uit een ambt
cessie = overdracht, afstand doen, uitzetting uit een ambt
ceuter = keuter = kleine boer
chercher/cercher/charchier/cherchier = soort belastingambtenaar die
bij een molen in de
sarrieshut woonde en die de belasting op de gemalen producten
controleerde. Sarrieshut is een vergroningsing/verbastering van cherchershut
chercher/zargier der confoijen/convoijen = belastingambtenaar van de
konvooien
chergant = sergeant
choro templi = het kerkkoor
citatie = oproeping
citeren = oproepen
cito cito = met grote spoed
classicale bode = persoon die namens de classis brieven rondbrengt.
Ook kan hij mondelinge boodschappen overbrengen en toelichten
classis (meervoud classes) = regionale kerkelijke vergadering van
afgevaardigden van een aantal in elkaars nabijheid gelegen kerken. Deze vorm
is ontstaan in de tijd van de
Reformatie en was dus feitelijk een vergadering tussen het niveau van
kerkenraad en synode. Zij verga-dert gewoonlijk viermaal per jaar waarbij
elke kerkenraad een ouderling en een predikant afvaardigt of bij
ontstentenis van een predikant twee ouderlingen. Artikel 41 van de
Dordtse Kerkorde bepaalt: De Classicale vergaderingen zullen bestaan uit
genabuurde Kerken, dewelke elk een Dienaar [bedoeld is predikant S.K.]
en een Ouderling, ter plaatse en tijd bij hen in het scheiden van elke
vergadering goedgevonden (zoo nochtans, dat men boven de drie maanden niet
uitstelle), daarhenen met behoorlijke credentie afvaardigen zullen; in welke
samenkomsten de Dienaars bij beurte, of anderszins die van dezelve
vergadering verkoren wordt, presideeren zullen, zoo nochtans, dat dezelfde
tweemaal achtereen niet zal mogen verkoren worden. Voorts zal de praeses
onder anderen een iegelijk afvragen, of zij in hunnen Kerken hunnen
kerkeraadsvergadering houden; of de kerkelijke discipline geoefend wordt; of
de armen en de scholen bezorgd worden; ten laatste, of er iets is, waarin
zij het oordeel en de hulp der Classe tot rechte instelling hunner Kerk
behoeven. En eindelijk zullen in de laatste vergadering voor de Particuliere
Synode verkoren worden, die op deze Synode gaan zullen.
Artikel 44 geeft vervolgens een praktijk aan die we ook in Groningen wel
zien: De Classe zal ook eenige harer Dienaren, ten minste twee, van de
oudste, ervarenste en geschikste, autoriseeren, om in alle Kerken, van de
steden zowel als van het platte land, alle jaar visitatie te doen, en toe te
zien, of de Leeraars, Kerkeraden en Schoolmeesters hun ambt getrouwelijk
waarnemen, bij de zuiverheid der leer verblijven, de aangenomene orde in
alles onderhouden, en de stichting der gemeente, mitsgaders der jonge jeugd,
naar behooren, zooveel hun mogelijk is, met woorden en werken bevordere;
teneinde zij diegene, die nalatig in het een of het ander bevonden worden,
in tijds mogen broederlijk vermanen, en met raad en daad alles tot vrede,
opbouwing, en het meeste profijt der Kerken en scholen helpen dirigeeren. En
iedere Classe zal deze visitatoren mogen continueren in hunne bediening, zoo
lang het haar zal goeddunken, ten ware dat de visitatoren zelven, om
redenen, van dewelke de Classe oordeelen zal, verzochten ontslagen te
worden.
In de 17e en 18e eeuw waren er in de Ommelanden vijf
classes: Loppersum, Marne, Lopster, Westerkwartier en Middelstum. En de stad
Groningen had ook een eigen classis. Elke classis kiest afgevaardigden naar
de Provinciale Synode
cluft/kluft/klufth/kluffte/klugt/clucht = buurt, wijk,
deel van een dorp waarvan de buren elkaar bijstaan bij nood en dood.
Het was een soort burenhulp, men hield bij elkaar een oogje in het
zeil. zie ook kluftbier
Coena decima habita = Avondmaal voor de 10e keer gehouden
Coena decima prima habita = 11e
Coena decima quarta = 14e
Coena decima quinta habita = 15e
Coena decima secunda habita = 12e
Coena decima testia = zal zijn decima tertia = 13e
Coena duo decima = 12e
Coena griefsima tesma habita = griefsima en tesma zijn geen
latijn, er zou er kunnen staan vicesima tertia = 23e
Coena grifima quarta habita = 24e?
Coena grifima septa habita =
27e?
Coena lexagifima prima habita = 61e
Coene lexagifima quinta habita = 65e
Coena lexagifima sexta habita = 66e
Coena lexo lexagifima quarta habita = 64e
Coena lexo lexagifima tertia habita = lexagifima zal sexagesima zijn,
63e
Coena nona hab. = 9e
Coena oen decima = undecima = 11e
Coena prima habita = 1e
Coena quadragesima habita = 40e
Coena quadragesima oktavia hab: = 48e
Coena quadragesima secunda habita = 42e
S.coena quadragisima tetria habita = 43e
Coena quarta habita = 4e
Coena quasingesima habita = quadragesima = 40e
Coena quinguagesima habita = 50e
Coena quinguagesima oktava habita = 58e
Coena quinguagesima pina habita = pina? dat is een mossel, maar
er zal nona (59e) of una (51e) staan
Coena quinguagesima quinta habita = 55e
Coena quinguagesima septa habita = 57e
Coena secunda habita = 2e
Coena sirtuagesima secunda habita = septuagesima = 72e
Coena tertia = 3e
Coena testia habita = tertia, dus 3e
Coena trigesima prima habita = 31e
Coena trigisima quarta habita = 34e
Coena trigisima quinta habita = 35e
Coena trigisima tertia habita = 33e
collatie accordet/coll. accord. = de vergelijking van het
afschrift met het origineel is akkoord
collator = hij die collatierecht bezit. Dat is het recht om
(mede) een geestelijke, koster of schoolmeester te benoemen. Het
collatierecht is afgeleid van het Beneficium. Beneficium is het vaste
inkomen, dat aan een bepaald kerkelijk ambt blijvend verbonden is en
voortkomt uit kerkelijk vermogen. Een bekleder van het ambt, officium,
ontvangt vaak zo’n beneficium, zodat dit woord de betekenis krijgt van ambt
met een vast inkomen. Sinds de 6e eeuw is het gebruik om zulke beneficia in
te stellen opgekomen. Gedurende de middeleeuwen heeft het op het kerkelijke
rechtsleven een bepaald stempel gezet. Niet alleen bisschoppen hadden het
recht een beneficium te stichten, maar ook leken, kloosters en corporaties.
Deze hadden daarbij het recht om allerlei bindende bepalingen te maken ten
opzichte van het ambt zelf, zoals het patronaatsrecht of collatierecht. Dat
is het recht tot het verlenen van kerkelijke ambten met de daaraan verbonden
inkomsten. Dit recht kan niet gehanteerd worden zonder de medewerking van de
bisschop of een andere bevoegde kerkelijke autoriteit, die steeds de
zielszorg moet opdragen aan de te benoemen persoon. Maar in de middeleeuwen
ontwikkelde zich de praktijk dat anderen het beneficium toewezen en de
persoon benoemden, zoals grondbezitters, die het recht hadden verworven
doordat zij grond beschikbaar hadden gesteld, een gebouw hadden bekostigd of
fondsen hadden gesticht. Na de Reformatie is dit recht bij de protestanten
blijven bestaan, met name bij het beroepen van de predikanten. In de periode
1795 tot 1922 is het van lieverlee afgeschaft. Sommigen deden vrijwillig
afstand van het recht zoals Groen van Prinsterer. Bij de grondwetswijziging
van 1922 is het volledig afgeschaft. Het collatierecht is in strijd met de
bepalingen uit de
Dordtse Kerkorde artikel 6 “Ook zal geen Dienaar [bedoeld is
predikant S.K.] dienst mogen aannemen in eenige particuliere
heerlijkheden, gasthuizen, of anderszins, tenzij dat hij voorheen
geadmitteerd en toegelaten zij, volgens de voorgaande artikelen; en hij zal
ook niet minder dan andere aan de Kerkenordening onderworpen zijn”, maar de
praktijk was dikwijls sterker dan de leer. Dit artikel dateerde al uit de
kerkenorde van 1578 en was onder andere opgenomen in verband met het feit,
dat Prins Willem I van Oranje een hofprediker aanstelde. Dat kon dus alleen
met goedkeuring van een kerkelijke gemeente, lees kerkenraad.
Het collatierecht werd afgeschaft in 1798, door Koning Willem I hersteld in
1815 en bleef bestaan tot de Grondwetswijziging van 1922. zie ook unica
collatrix
collecteur/collector = belasting/accijnsontvanger op
consumptiegoederen zoals bier, brandewijn, tabak, enz. Verder inde de
collecteur het beestiaal (= slachtgeld) en het gemaal, de belasting op koren
dat moest worden gemalen. In 1743 viel ook de aardappel onder deze
belastingsoort en na 1748 beurden de collecteurs ook het hoorn-, oor-,
hoofd- en haardstedengeld (=schoorsteengeld). Dit werd vroeger verpacht.
Vaak waren het schoolmeesters die deze belastingen inden
commissoriaal maken = in handen stellen van een commissie
communiceren = deelnemen aan het Avondmaal
communie of H. communie = (heilige) gemeenschap. In de kerk
wordt daarmee bedoeld de deelname aan de
Eucharistie [Rooms-Katholiek] of het
avondmaal [Protestants]. Dat wordt gevierd met brood en wijn als
[teken/symbool of werkelijkheid van] lichaam en bloed van Jezus Christus. In
het deelnemen aan deze geloofsmaaltijd viert men het offer van Jezus
Christus voor de zonden en het gemeenschap hebben met elkaar en met Jezus
Christus. De kerkelijke gemeenschap is sterkverbonden met de deelname van
het avondmaal of de eucharistie. Afhouden van het avondmaal / eucharistie is
dus het ontzeggen van de [volle] gemeenschap met de kerkelijke gemeente en
kan uiteindelijk leiden tot [volledige] excommunicatie = letterlijk
uitsluiten van de gemeenschap. De excommunicatie wordt ook wel ban genoemd;
men wordt dan in de ban gedaan. Omgekeerd worden de gelovigen in de deelname
aan de maaltijd bevestigd en versterkt in hun geloof en de gemeenschap met
elkaar en met Jezus Christus.
In de Gereformeerde kerken had men pas toegang tot het Avondmaal als men
belijdenis van het geloof had gedaan. Meestal was men dan al ruim volwassen.
In de Rooms-Katholieke kerk doen kinderen op jongere leeftijd al hun
“eerste” communie. Nu op 7 à 8-jarige leeftijd; in vroegere eeuwen vanaf het
12e jaar
comoion = communion = gemeente, gemeenschap? In Grijpskerk ook
gebruikt in de betekenis van bijeenkomst
compareren = verschijnen
comparitie = de gelegenheid waarbij, de
plaats waar men verschijnt: bijeenkomst, vergadering
complieren = compliëren =
volgzaam zijn (fig.); zich voegen naar (regels, wetten, voorschriften)
comijs/commijs/commies = ambtenaar in provinciale
dienst [gemeenten bestonden toen nog niet]
comporeren = compareren
compartement = comportement = gedrag
comporteren = zich gedragen
compositie = afkoop
compromissarissen = zegsmannen = arbiters, bemiddelaars. Personen,
aangewezen of gekozen door een partij in een geschil, om namens haar een
schikking tot stand te brengen (en daardoor een formele gerechtelijke
procedure te voorkomen)
concerneren (uit kerspel Grijpskerk) = ?
conciliëren = raadgeven
condigcedel = getekende brief met boodschap
confessie = bekentenis van schuld aan een strafbare of laakbare
handeling
confirmeren = bevestigen
confoeijmester/confojmester = konvooimeester. Ambtenaar belast met
het in- en uitklaren van schepen
conformité = overeenstemming
confrater = ambtsbroeder
conjuratie = samenzwering
conjurieren = conjureren = samenzweren? [in dit geval waarschijnlijk
de aangevallen broeders - kerspel Kantens]
conjugio = huwelijk of verbintenis
comporteren = zich goed/slecht gedragen
concipiëren = opstellen, opmaken [van een akte, van het geschrevene]
conscientie/conschentie = geweten
consent/konsent = toestemming
consignater = ontvanger [der belastingen waarschijnlijk]
consistorie = kerkenraad(svergadering) van het Latijnse consistorium,
afgeleid van het werkwoord consistere dat zich stellen of stilstaan
betekent. Zo komt men tot verzamelplaats of bediendenvertrek. In de
R.K.-kerk de benaming van een vergadering van de Paus met zijn kardinalen.
In de protestantse kerk over het algemeen bedoeld voor een vergadering van
de predikant met de ouderlingen als onderdeel van de kerkenraad (dus zonder
de diakenen). Ook naam van de ruimte waar de vergadering werd gehouden
constapel/constabel = onderofficier-artillerist bij de marine aan wie
de zorg voor het geschut en munitie werd opgedragen
conteloer = vermoedelijk werd hier controleur bedoeld
contenderen = twisten
contentement = tevreden stelling
contenteren = tevreden stellen
contentie = twist, strijd, onenigheid
contonneerings quartieren = kantonnierskwartieren? kantonnier =
wegwerker
contraherende = samenkomende. Contraherende mensen zijn samenkomende
mensen bij b.v. het opmaken van een notariële akte. Vaak wordt ook de term
comparanten gebruikt voor de verschijnende mensen bij b.v. een koop
en verkoopakte. Soms wordt ook wel wederzijdse contrahenten gebruikt
contrarie/contrie = tegengestelde
contrarolleur/controleur = hij die de boekhouding controleert
contumatie/contumacie = weerspannig, hardnekkig. Wanneer een gedaagde
niet kwam opdagen op de rechtszitting werd hij gecontumaceerd, d.w.z. dat de
rechter hem één of meer wettige verweermiddelen ontnam, b.v. middelen die
het proces konden vertragen of de toewijzing van de eis konden uitstellen.
In contumaciam = bij verstek. Wanneer een gedaagde na vier keer nog niet was
verschenen werd hij “verum contumatix” verklaard. De verdachte had dan geen
mogelijkheid tot verweer meer en de rechter kon vonnis vellen. Ook boetes
konden dan middels excecutie (verkoop van bezittingen) geïnd worden
contumatt = contumax = die niet komt opdagen
contumiciaen = in contumiciaen = bij verstek
conversatie = destijds: seksuele omgang
convinceren = argumenteren, overtuigen
convocieren/convoceren/confoceren = bijeenroepen, samenroepen
copulatie = destijds: getrouwd
copuleren = destijds: trouwen, aangaan van een huwelijk
coram = ten overstaan van, in het bijzijn van
coram classe = publiek in de classis
coram faciet eccla/coram facio ecclesia = ten overstaan van de
gemeente of in aanwezigheid van de kerk
cornet/kornet = vaandrig bij de cavalerie
couper/kouper = coupeur? = kleermaker die de maat neemt en het goed
knipt
crackeelen = krakeel = ruzie met geschreeuw, onenigheid
cum = met
cum melancholia = met verdriet, spijt. Letterlijk: met zwart gemoed
cum suis = met gevolg, met de zijnen
cum voto = wijdingswoord bij het begin der godsdienstoefening door de
voorganger uitgesproken: In den naam des Vaders, des Zoons en des Heilige
Geestes (vaak uitgebreid)
curator = beheerder
custos = koster
D
13. ante kalendas Januarias Sigilla Frederis dispensata ministeris D.
Goltzii past. Sti... =
voor 13 januari Sigilla Frederis gewogen door Dom Goltzius pastor van
Sti[tswert]
d. Prad: ios Ps: 23.3 = er is gepreekt uit Psalm 23 vers 3
dading = transactie, schikking
damlooper = soort schip. In Godlinze genoemd als beroep, dus
waarschijnlijk schipper
Dammonâ - Omlandus = uit Appingedam, Ommelander
damvaarder = 1. kooplieden uit
de omliggende plaatsen, die hun waren ter verkoop aanboden aan de
plaatselijke winkeliers in Appingedam 2. iemand die vaart op een
damschuit [het is niet zeker of damschuiten ook in de provincie
Groningen voeren]
debita forma = verplichte vorm
debolie (uit kerspel Aduard) = ?
debourseren = voorschieten (van geld)
deces./decessit = discessit = vertrokken
declineren = afwijzen, geringschattend behandelen
decumberen = te bed liggen
dedicatie = opdracht, toewijding
de facto = feitelijk
defunctus = die zijn functie neergelegd heeft
deimpt/deimt = oppervlaktemaat, 1 deimt is de oppervlakte welke men
kon maaien in een dag
delibereren = beraadslagen
dellen = kuilen
demissie/dimissie = ontslag
den dito = op dezelfde dag
dener = dienaar
denunciëren = aangeven, verklikken, verraden
deo commito ecclesiam = kerk aan god gewijd
dependeren = afhangen
deporteren = afzetten, van zijn ambt
vervallen verklaren
depreceren = vergiffenis vragen / bidden om verschoond te blijven van
Deus Laudatus [est] = God zij geprezen
devoir/devoor = verplichting, taak, moeite
diaken/diaak/diacon/dejako/dikun = in de
protestantse
kerken is een
diaken iemand die gaat over de kerkelijke armenzorg. Diakenen vormden
vaak een doorsnee van de bevolking; er zijn zelfs voorbeelden van arbeiders
die diaken zijn. Maar: voor diakenen gold met name het criterium dat ze niet
tot armoede dreigden te vervallen, laat staan dat ze arm waren. De reden is
duidelijk: voor armen is de verleiding te groot zichzelf te bedélen.
Meestal zijn er 2, soms 3 tegelijk in functie. Ze werden als regel voor twee
jaar verkozen, tweede jaar boekhouder, aftredend na afrekening. De
Dordtse Kerkorde plaatst de armenzorg in een breed kader. Art. 25 luidt:
“Der Diakenen eigen ambt is, de aalmoezen en andere armengoederen naarstig
te verzamelen, en die getrouwelijk en vlijtiglijk, naar den eisch der
behoeftigen, beide der ingezetenen en vreemden, met gemeen advies uit te
deelen, de benauwden te bezoeken en te vertroosten, en wel toe te zien, dat
de aalmoezen niet misbruikt worden; waarvan zij rekening zullen doen in den
Kerkenraad, en ook (zoo iemand daar bij wil zijn) voor de gemeente, op
zulken tijd als de Kerkeraad het goedvinden zal”.
In de stad Groningen lag het iets anders. Daar was al vroeg in de 17e
eeuw besloten dat de kerkenraadsleden alleen uit de grote burgerij (d.w.z.
het patriciaat en de rijke kooplieden) en universiteit mochten komen. Er was
zelfs een verdeelsleutel: patriciaat 4, grote burgerij 8 en geleerden 4.
Voor de kleine burgerij was het onmogelijk een dergelijke functie te
bekleden, laat staat voor de arbeiders. Overigens is aan de quotum regeling
niet de hand gehouden. De functie van diaken werd vaak gezien als een
opstapje naar andere bestuurlijke functies
De werkzaamheden van de diakenen strekten zich niet uit tot de bezittingen
van de kerk. Dat deden de kerkvoogden (bij de Gereformeerde kerken van later
tijd: commissie van beheer). Wel konden er diakoniegoederen zijn, in zekere
zin dus ook kerkelijke bezittingen, waarvan de opbrengst specifiek voor de
armenzorg was. Met boekhouding hielden ze zich alleen bezig voor zover die
voortvloeide uit hun activiteiten op het gebied van armenzorg. De
diakoniekassen, de diakoniegoederen enz. bleven gescheiden van de kerkelijke
goederen en
kerkelijke fondsen
Dickster/Dijckster/Dijkster cluft = bij de dijk of in de buurt van de
dijk. Het is een eigennaam, geen soortnaam, die in verschillende karspels
voorkwam
diffameren = in opspraak brengen, belasteren, bekend maken,
verbreiden
differentie = geschil
differeren = uitstellen
dijledig (uit kerspel Meeden) = ?
dikun = zie diaken
dilatie = verschuiving, uitstel
dimissie/demissie = ontheffing, ontslag
dimitteren = ontslag verlenen
directores hujus classis = de leiders van deze classis
discours = gesprek, rede
dispensant/dispensata = vrijgesteld
disponieren = disponeren = bewegen tot, in de vereiste stemming
brengen
dispuit = dispuut = twistgesprek
disticulteren (uit kerspel Meeden) = vermoedelijk onjuist
getranscribeerd en moet wellicht zijn difficulteren = beoordelen als een
moeilijke zaak
dobbe = 1. gegraven kom, waarin water
staat. Vaak drinkplaats voor het vee 2. ringvormige dijk op bij vloed
onderlopende kwelderlanden of schorren, die dient om daarbinnen regenwater
op te vangen als drinkwater voor het vee en tevens als vluchtheuvel 3.
dodenlaken = doodslaken = meestal zwart laken dat over de gestorvene
wordt gelegd of over de kist gedrapeerd. Er kunnen motieven op aangebracht
zijn, die verwijzen naar de kruisdood van Christus. Soms zijn er
verschillende lakens, zoals een kinderlaken, een gewoon laken, een laken van
kostbare stof als fluweel. Vaak wordt voor gebruik van het laken, als dat
eigendom is van de kerk, een vergoeding betaald. De huur van het laken werd
meestal in de boeken van de diaconie verantwoord en zo kan men bij
benadering de overlijdensdatum van sommige personen bepalen. Het doodslaken
wordt ook wel pel of pelle genoemd
doius/dom/dng/dns/dnus/d./do/ = dominus = predikant. Het
Latijnse Dominus betekent letterlijk heer of meneer. Het Nederlandse Dominee
is hiervan afgeleid. De taak van de predikant was om de erediensten te
leiden, de sacramenten uit te delen en samen met de ouderlingen en de
diakenen de kerkelijke gemeente te leiden en huisbezoeken te doen
doegts. = doegtsame = deugdzame
doleances = doleanties = klachten
doleantie = gekrenkt voelen, gebelgd zijn, pijnlijke aandoening
doleren = treuren over
domicilie = woonplaats
Dom. = Dominica = Zondag
Dom. II Adv. = 2de Zondag in
Advent
Dom. VI p. Epiph. = 6de Zondag na
Epifaniën = 6de Zondag na 6 januari
Dom. XIV p. Trin. ejusdem anni = 14de Zondag na
Trinitatis van hetzelfde jaar = 15de Zondag na
Pinksteren
Dom. 20 p. Trin. = de 20ste Zondag na Trinitatis. Dat is
de 21ste zondag na Pinksteren
Dom. Excandi = Dom. Exaudi = Zondag voor Pinksteren
Dom. Judica = 2de Zondag voor
Pasen
Dom. Letare/Latare = Dom.
Laetare = 3de Zondag voor Pasen
Dom. Liptare = vermoedelijk Dom. Laetare = 3de Zondag voor
Pasen
Dom. Oculi = 4de Zondag voor Pasen
Dom. p. Nat. Domini = Zondag na de geboorte van de Heer = Zondag na
Kerst
Dom. Quadrages = Zondag Quadragesima = 1ste zondag
na Aswoendag = 6de Zondag voor Pasen
Dom. Reminise/Reminiseer/Reminiscent = Zondag Reminiscere = 5de
Zondag voor Pasen
Dom. Sexages. = Sexagesima = 60ste. Afgeleid van de
60ste dag voor Pasen. Bedoeld is de 2de zondag voor
Aswoensdag
Dom. Trin. = Zondag Trinitatis = Zondag van de Drie-eenheid =
Zondag na Pinksteren
Dom. Vocem jucunditatis = 6e zondag na Pasen [in de R.K.
kerk], 5e zondag na Pasen [in de Lutherse kerk]
domalen = doenmaals = toen, toentertijd, in die tijd
doodbier = ook wel troostbier, leedbier of groevebier genoemd. Bier
dat bij een begrafenismaal of ter gelegenheid van een begrafenis wordt
geschonken. Ook: maaltijd ter gelegenheid van een begrafenis.
doopcedul = bewijs van doop
dragonder = lichte cavalerist
drost = titel van een voormalig rechterlijk
en bestuursambtenaar op het platteland
druppel = dorpel, drempel
duit = geldstukje ter waarde van een achtste stuiver
dukaton = betaalmiddel, zilveren rijder
dv = deo volente = zo God wil
E
E. consistorium = kerkenraad
e.e. = edele eerentrijke, edele erentfeste
eccl/ecclae/eclae = ecclesia = de kerk
eccl. ibid. = de kerk aldaar / ter plaatse
ecclatate = eclatante = groot
eccts/eccltes = ecclesiastis = geestelijke, predikant
eclatante = duidelijk blijkende
eeluiden/eeluijden/eeheluiden = echtelieden
eerstk = eerstkomende
eerw./erw. = eerwaarde
eestand = huwelijk
effunderen/effunderen = uitkramen, uitstorten, uiten, slaken, laten
horen
eheman = echtgenoot
ehrentfeste/erentfeste = achtbare. Aanschrijvingstitel van personen,
in combinatie met een ander woord, zoals ehrentfeste manhafte of erentfeste
jonker
eijgenerfde/eigenerfde = landbouwer met eigen grond; een vrije boer
die zijn hoeve zonder tussenkomst van een leenheer kon bewerken. Eigenerfde
boeren die in het bezit waren van een paard en steek- of slagwapens werden
weerboeren (wehrbauer) genoemd
eius = 2e naamval van het persoonlijk voornaamwoord derde persoon in
het Latijn. Dus zijn of haar
eius sponsalia = zijn echtgenote
ejis uxor = waarschijnlijk eius uxor = zijn vrouw
ejusd. = eiusdem = van dezelfde (dag of maand)
ehel/ehluiden/elluiden/eeluiden/el = echtelieden
electie = verkiezing
eligeren = aan stellen (een benoeming)
ê Luth. professione ad Reform = uit het Lutherse register naar het
hervormde
Emdani = van Emden
emediteit = indemniteit
emeritus = rustend (predikant)
emolumenten = ongeregelde bijkomende
verdiensten boven de vaste aan een ambt verbonden beloning
en forte = sterk
eod/eod dato = overleden
eod dato et mador = overleden en begraven
eod.tpre. = eodem tempore = tezelfder tijd
eodem = op dezelfde
eodem, qui volvebatur anno = in hetzelfde voortschrijdende jaar
erb. = eerbare of eerwaarde
erweelt/erwelet = erwählt = verkozen
evasit = hij vertrok/ontsnapte/ging weg
evicum evita = aevicum evitare = ontlopend vanwege de leeftijd
examine nuvotum = hernieuwd? onderzoek
examine privato itenata vice instituto instituto =
(itenata = iterata) tweede persoonlijk onderzoek
excessit = hij is verscheiden = hij is
weggegaan. Dat kan zijn in de betekenis van overlijden, maar ook in de
betekenis van vertrokken naar een andere woonplaats
excessit cum testimonio = vertrokken met attestatie
exclusie = uitsluiting (van het avondmaal)
ex ecclia. militanti ad triumphantem abijt cum reliquis, quorum noia
[nomina] hic quidem deleta verum, ut spero, libro vite inscripta =
zoiets als: kwam van de strijdende kerk naar de overwinnende met
buit/resten, wiens naam hier inderdaad naar waarheid is verwijderd en, naar
ik hoop, is genoteerd in het boek des levens.
De strijdende kerk bestaat uit de thans levende mensen [die strijden tegen
de zonde en de duivel]. De overwinnende kerk bestaat uit de overledenen.
Meestal wordt “overwinnende” vertaald met “triomferende” [de overledenen
hebben gestreden en overwonnen]. Daarom is de naam van de persoon nu
verwijderd uit het ledenmatenregister [hier op aarde] en hoopt de schrijver,
dat de overledene nu genoteerd staat in het boek des levens [in de hemel]
executiegeld (uit kerspel Tjamsweer) = boete?
executeur = uitvoerder (van een testament)
exempel = voorbeeld
exempt = behalve
exereren = vertrekken?
exhiberen = overleggen, vertonen
exorbitantien = overdrevenheden
ex papati ad nos transiit = uit de katholieken naar ons gekomen
ex papatu discedens = uit het papisme weggegaan = voorheen
Rooms-Katholiek
expiratie = afloop
expireren = eindigen
ex religione acatholica = uit een niet-Katholieke godsdienst
exsequiteur = zie executeur
extraordinarii = bijzondere
extract = uittreksel
F
f. = filia of filius
fa. = filia
faber argenti = zilversmid
faber auri = goudsmid
faber ferrarius = (ijzer) smid
faber lignarius = timmerman, schrijnwerker, meubelmaker
fabri filius = zoon van de smid
fabri lign. filius = faber lignarius filius = zoon van de timmerman
factum = daad, handeling, voorval,
gebeurtenis
falsarius = iemand die zich aan valsheid in
geschrifte, vroeger ook aan een andere vervalsing of bedrog schuldig maakt
familus vidua = weduwe van de familie? [vidua is weduwe]
famula = dienstmeid
famula nobilissi dni Sickinge = edele dochter
van Sickinge
famula Reloti = dienstmeid van Relotius (= Lubbartus/Lubbertus)
famulus vidua = knecht van de weduwe
famulus = knecht, huisbediende, dienaar, bediende, leerling, gezel
famulus mea = mijn knecht etc.
fasti = lijst, geschiedboek
ferrarius = ijzer. waarschijnlijk is hier faber ferrarius =
ijzersmid, hoefsmid bedoeld
fil. = filia of filius
filia/fil.â = dochter
filia mea = mijn dochter
filia sutoris = dochter van de schoenmaker
filis/filius = zoon
filius ludi magistri = zoon van de schoolmeester
filius nauta = zoon van de schipper
filius nauta ejusdem = ook schipperszoon
filius pistoris = zoon van de bakker
filius sartoris defuncti = zoon van de gewezen kleermaker
filius serionis =
Finis Ministerii mei, in ecclesia cand. die enim 4
Jun. concionem habui
valedictoriam in locum 2 Cor. 13.11. = dit is het einde van mijn
bediening
aan de kerk van Kantens; ik heb hen namelijk vaarwel gezegd op 4 Juni met de
tekst van 2 Korinthe 13,11 [Die luidt: Tot slot, broeders en zusters, groet
ik u. Beter uw leven, neem mijn vermaningen ter harte, wees eensgezind, leef
in vrede met elkaar – dan zal de God van de liefde en de vrede met u zijn]
fiskaal = rechterlijk ambtenaar die voor de
belangen van de souverein of van de schatkist optreedt; ambtenaar van het
openbaar ministerie. Deze titel is blijkbaar verkort uit die van
advokaat-fiskaal of procureur-fiskaal, waarin fiskaal
oorspronkelijk een bijvoeglijk naamwoord was
fixen/fixum domicilium = vaste verblijfplaats
fls. = filius
flesich = fleissig [Duits] = vlijtig
forma = samenstelling
forsari morbi = vallende of toevallige ziekte
fortresse/forteresse = sterkte, vesting
Fransch Predikant = predikant die Frans sprak en ook dienst kon doen
als
predikant in een Waalse Kerk, kerken die ontstaan zijn door de hugenoten
frater = broer
frater meg = oudere broer
frater uxoris = broer van de echtgenote
fratris = broers
frelle = freule
fusis ad Deum praecibus = na? het uitspreken van het gebed tot
god
fusis ad omnipotantem praecibus =
na? het uitspreken van het gebed tot de almachtige
fusis orationalus = na? het uitspreken van het gebed?
G
g.f.f.g.s.(uit kerspel Noordhorn) = ?
gardenier/gaardenier = hovenier, tuinier
garttemesster = tuinman
gasthuis = oorspronkelijk zijn gasthuizen verblijven bij kloosters
voor passerende pelgrims, zieken of ouden van dagen. Bij gasthuizen vind je
dan ook meestal een kapel. In onderscheid van Holland, waar de gasthuizen
zich ontwikkelen tot ziekenhuizen, worden de Groningse gasthuizen
instellingen voor bejaarden of behoeftigen, wat in Holland een “hofje” zou
heten. De gasthuizen worden later ook gesticht door vermogende burgers. Al
zijn gasthuizen oorspronkelijk bedoeld voor passanten, gedurende een korte
tijd ook voor zieken, daarna voor armen die gratis onderdak en verzorging
krijgen (conventualen), de gewoonte ontstaat dat ook meer draagkrachtigen
zich kunnen inkopen om verzorgd te worden (z.g. proveniers). De inkoopsommen
zijn gewoonlijk voor de gasthuizen onontbeerlijk om de kosten van de gratis
verzorging van de conventualen te kunnen dragen. Maar het is natuurlijk
duidelijk dat voor elke plaats die door een provenier wordt ingenomen, er
een plaats minder is voor een arme
gauwdief = dief die op listige wijze te werk gaat, doortrapte dief
geborliker ordeninge (uit kerspel Grijpskerk) = ?
gecannutteert = transcriptiefout, moet zijn gecommitteerden
gecauseert = besproken
gecens. vid. act. cons. = gecensureerd video acta consistorii? =
gecensureerd (= onder censuur geplaatst) zie notulen van de kerkenraad
geeffinderde hoonwoorden (uit kerspel Grijpskerk) = ?
gefeel/gefeil (uit kerspel Meeden) = ?
geëligeerde = een persoon die gekozen is,
een gekozene, in het bijzonder als afgevaardigde, hetzij om een last te
volbrengen, hetzij als lid van een vertegenwoordigende vergadering
geledeert = gekwetst, gekrenkt, beledigd
geltbreuck = geldbreuk = boete
gemeen = gewoon, in het algemeen
geprocreeërd = voortgebracht
gereformeerd = een kerkelijke gemeente die het stempel van de
Reformatie (letterlijk: Her-vorming) draagt. De staatskerk die in de
Nederlanden in de 16e eeuw ontstond als gevolg van de reformatie, werd
de
Nederduits-Gereformeerde Kerk genoemd. Na de Franse tijd, in
1816, wordt bij koninklijk besluit een nieuwe
kerkorde ingevoerd, waarbij de naam veranderd werd in Nederlandse
Hervormde Kerk
gereformeerde kerk = de benaming “gereformeerd” werd weer gebruikt
vanaf het moment dat de eerste kerken zich van de Nederlandse Hervormde Kerk
begonnen af te scheiden
gereformeerde kerkelijke organisatie = de kerkelijke organisatie
zoals die in de gereformeerde kerk werd ingevoerd betekende een radicale
breuk met wat daarvoor in de Rooms Katholieke kerk gebruikelijk was. Ging de
Rooms Katholieke kerk uit van een centraal geleide en gedirigeerde kerk,
waarbij de beslissingen over leer en benoemingen in de kerkelijke hiërarchie
waren verankerd, bij de calvinisten stond de zelfstandigheid van de
plaatselijke kerk voorop. In de Rooms Katholieke kerk werd de kerk bestuurd
door bisschoppen (episcopus), bij de calvinisten werd elke plaatselijke kerk
bestuurd door de ouderlingen (presbyter)
geremoveerden diacon = afgezette diaken
geridt (uit kerspel Noordhorn) = ?
geschaft = negotie, handel
gesuccedeert = opgevolgd
gesuspendeert = opgeschort, buiten dienst gesteld
gesworen/gezworen = beëdigd
gewisse = het geweten
gezworene = iemand die een ambtseed heeft afgelegd, bijvoorbeeld als
raadsheer, gildebestuurder of waagmeester. M.b.t. tot de stad Groningen en
haar jurisdictie komt de term Gezworen Meente voor. Het belangrijkste orgaan
t.a.v bestuur, rechtspraak en wetgeving in de stad Groningen werd gevormd
door Burgemeesters en Raad. Deze zogenoemde zittende raad bestond uit 4
burgemeesters en 12 raadsheren. Zij werden in alle belangrijke zaken (denk
aan het sluiten van verdragen, indienen/afschaffen van wetten of de
aanbesteding van nieuwe versterkingen) geadviseerd door een college van 24
mannen, gekozen uit de aanzienlijkste burgers van de stad, de Gezworen
Meente. Zo genoemd omdat ze zich jaarlijks door een plechtige eed verbonden
tot dienst aan de (stads)staat. De Gezworen Meente koos uit hun midden een
drietal woordvoerders, “taalmannen” genaamd.
De ambtsduur van een Gezworene in het college was 2 jaar. Elk jaar traden 12
leden af en werden 12 nieuwe leden gekozen. De wetgevende, bestuurlijke
macht en de rechtspraak bleef in handen van burgemeesters en raad, maar het
werd gewoonte dat ze geen besluiten namen zonder de adviezen van de Gezworen
Meente te hebben vernomen. De burgemeesters losten elkaar per kwartaal af.
De burgemeesters en raadsheren worden eens per jaar (op 8 februari) gekozen
door de 24 leden.
De gezworen meente is te vergelijken met de huidige gemeenteraad. De
Taalmannen (samen met de niet-presiderende burgemeesters) treden op als het
dagelijks bestuur van de stad en zijn mede verantwoordelijk voor de
rechtspraak
gildebier = bier, dat bij een gildemaal wordt gedronken; gewoonlijk het hele
feestmaal, gelag
gildemaal = maaltijd die op gezette tijden, gewoonlijk jaarlijks op
of omstreeks de naamdag van de patroon van het gilde door de gildebroeders
en -zusters werd gehouden
goetvrou = koopvrouw
gras/graese lant = oppervlaktemaat, oorspronkelijk de hoeveelheid
land die voldoende voedsel oplevert voor één koe in het zomerseizoen. (Om
het simpel te houden onderscheidt men naast de normale (koeie)grazen ook
schapegrazen, ossegrazen, paarde- of hincxtegraesen enz.) Naarmate de grond
dus meer opbrengt, beslaat een gras een geringere oppervlakte. Het is dus
een maat die meer op de gebruikswaarde, dan op de oppervlakte gericht is.
Omdat veel belastingen per gras worden geheven, treedt automatisch een
zekere nivellering op. Per dorp heeft een gras een andere oppervlakte, als
vuistregel kan ongeveer een halve hectare aangehouden worden
grasmaand = april
grasseren = woeden, te keer gaan
gratelijk (uit kerspel Meeden) = ?
Grieteluiden = inwoners van een grietenij.
Tot op de omwenteling van 1795: een vereniging van dorpen met hunne
aanhorigheden, die gezamenlijk onder een grietman staan; het grondgebied
waarover het rechterlijk en administratief gebied van een grietman zich
uitstrekt
grietman = hoofd van rechtspraak en bestuur in een grietenij
gronier/groenier = teler van groenten?
H
H. = heilig = afgezonderd van het profane of
wereldlijke en toegewijd aan de dienst van God
h.c. = honoris causa = eershalve
h.t. = hoc tempore = in deze tijd
h.v. = huisvrouw
H. Avondm. =
Heilig Avondmaal . Dit is in
protestantse
kerken één van de twee
sacramenten (het andere sacrament is de
doop). Tijdens het avondmaal worden het lijden en het sterven van
Jezus Christus herdacht door het eten van brood en het drinken
van Wijn
Het Avondmaal werd in vroeger tijden vier keer per jaar gehouden en werd
voorafgegaan door een proefpredicatie. zie ook: censura morum
H. Nachtm. = Heilig Avondmaal
habitationem ? hugus pagicum Termunten
= hier [zal wel huius zijn] gewoond, afkomstig van Termunten
habite/habiti = gehouden
haec obiit item & ille (uit karspel Garrelsweer) = hier ook overleden
[Trientje] en hij [Simon]
hamrik/hamrick/hamerich = 1. lage landen,
weilanden 2. nieuw aangewassen en bedijkt land
hantastinge/handtasting = handdruk, plechtige belofte of verzekering
haurdiam (uit kerspel Godlinze) = ?
HEDG = Hoog EDel Geboren
hellig = vertoornd, heel boos
herfstmaand = september
hernen (uit kerspel Aduard) = handelen?
hervest = najaar
heunste koop (uit kerspel Tjamsweer) = ?
hic superius nomine = deze hier boven met de naam [bedoeld is:
Peter Claassen werd ook wel Peter Bolt genoemd]
hijligen Pradik= Iiust altine = hoogst heilige predikdienst?
hns aos = habens annos = .. jaar oud
hoc et nunc = dit en nu
holferende (uit kerspel Zuidhorn) = ?
hooftman = lid van het hoogste provinciale rechtscollege
hooimaand = juli
hoosen = hozen = beenbekleedsel voor
mannen, dat iemand tot bekleding van zijn beide benen dient. Aanvankelijk
een soort lange kousen, van de broek, die voornamelijk alleen het onderlijf
omgaf, uitdrukkelijk onderscheiden Later werden broek en hozen tot één
kledingstuk verenigd
hooveling/hoofdeling/hoofdling = iemand van aanzien en met een
aandeel in bestuur en rechtspraak
hopman = afgeleid van de Hoogduitse titel Hauptmann. Voor 1650 in de
ondertrouwregisters van Groningen de algemene aanduiding voor kapitein.
Daarna komt de term capitain in zwang met name in de regimenten van het
Staatse leger. In het gewest Stad en Lande is hopman de aanduiding voor
kapitein in het burgerlijk regiment. Hij geeft leiding aan een burgervendel
of -compagnie
houtslagerschap (uit kerspel Meeden) = ?
huisgelen papiste (uit kerspel Bellingeweer) = ?
huisman = 1. vrije, kleine boer, landman 2. ieder die zich bezig
houdt met landbouw of veeteelt
hujus loci = alhier, in deze plaats, vaak gebruikt als: pastor hujus
loci = de pastoor alhier
HWG = hoogwelgeboren
I
ibid. = ibidem = tezelfder plaatse, aldaar
ideoq nemo de novo accessit = daarom niemand nieuw
toegetreden
immissie = gerechtelijke toewijzing, inbezitstelling. zie ook
setma
impost = belasting
impotent = ziek, geestelijk onbekwaam, invalide
in Eccl. Triumphantem una cum qinqe receptus in Febry anni 40 = in de
overwinnende kerk als één van vijf opgenomen in Februari [16]40
incertus quo die en anno = de dag en het jaar zijn niet zeker / niet
bepaald / niet betrouwbaar
inclineren = genegen
inconvenienten = bezwaar, ongemak
indecent = onfatsoenlijk
indemniteit/indemnisatie (akte van) = 1. schadevergoeding 2.
bekrachtiging achteraf van een handeling waartoe men niet gemachtigd was 3.
de vrijwaring van de ene diaconie van de andere, mocht een persoon tot
armoede vervallen
in Domino mortuus = in de Heer gestorven
induceren/inducieren = overreden
inductie = aansporing, overreding, drang
in festo assumptionis B. Maria Virginis = op het feest van de
tenhemelopneming van de Gezegende Maagd Maria. Dit feest wordt gevierd op 15
augustus
injurereus = beledigend
injurie = belediging, mishandeling, schade
in Majo, A. Salvatoris Nostri 1715 = in mei, in het jaar van onze
verlosser 1715
in Marto in Domies placida[?] dormunt.[?] = in Maart vredig in de
Heer ingeslapen
in pleno = in of bij voltallige vergadering
in posterum = voor de volgende dag, voor het vervolg
in rubro Leone = in de rode Leeuw
in sijnedrio = in de vergadering
insolentie = onbeschaamdheid, brutaliteit
in specio = in het bijzonder
in statu = in de toestand
insereren = inlassen, invoegen, laten opnemen
institueren = an een actie in rechten:
instellen, aanvangen
institutie = onderricht
instrumentum dimissionis in communis forma = gereedschap
[waarschijnlijk bewijs] van ontslag in de vorm van de gemeenschap
insinueren = aanzeggen
insolentie = onbeschaamdheid, brutaliteit
interim = tijdelijk waarnemen
interregenten (uit kerspel Meeden) = ?
intimatie (uit kerspel Grijpskerk) = ?
inundationem occasi = vanwege een overstroming
inveni = ingekomen
in vivis = in leven
invocato dei nomine = onder aanroeping van Gods naam of
nadat wij de naam van God hadden aangeroepen
iovis = donderdag
ipso facto = door het feit zelf, noodzakelijkerwijs
ita inscruit =
hier geschreven
iteratievelijk/iteratief/iteratoe = herhaaldelijk
itidem = op gelijke wijze, eveneens
itidem, eademq causa nemo de novo accessit = eveneens
om dezelfde reden niemand nieuw toegetreden
J
J.C. = Jesu Christi
j.d. = jonge dochter, nog niet getrouwde vrouw
j.m. = jonge man, nog niet getrouwde man
J.U.D./J.Utr. Doctor en M. = juris utriusque doctor (doctor in
beide rechten, bedoeld worden dan het kanonieke recht en het civiel recht),
die volgende M is ongetwijfeld van Medicinae = medicijnen
J.U.St. Frisius = ?
Jacob = zie St. Jacob
Jehova = naam voor God in het Oude Testament. Het is een bastaardvorm
van het Hebreeuwse Jahweh, de naam van de God van Israël
judicie = (gerechtelijke) uitspraak, oordeel
Juliaanse stijl = de juliaanse kalender werd ingevoerd door
Julius Caesar. Hij bestond uit een cyclus van 1461 dagen, namelijk 3
jaren van 365 dagen en 1 jaar van 366. Het jaar bestond dus uit gemiddeld
365,25 dagen. Op deze manier wordt in de 128 jaar een dag teveel berekend.
Het jaar begon op 1 maart. De schrikkeldag werd aan het einde van het jaar
geplakt, zodat februari dan een extra dag kreeg
Juliaanse stijl (verbeterde) = de gregoriaanse kalender, een
aanpassing van de juliaanse kalender. Deze gregoriaanse (genoemd naar paus
Gregorius XIII) kalender is overgenomen door het Concilie van Trente
(1545-1563). Door het weglaten van 10 dagen werd het begin van de
lente teruggebracht tot
21 maart. In de katholieke landen
Spanje en
Portugal werd de gregoriaanse kalender direct ingevoerd. Andere
katholieke landen volgden binnen enkele jaren. In veel protestantse gebieden
werd de nieuwe kalender pas rond
1700 aanvaard. In
Nederland aanvaardden
Holland,
Zeeland en de zuidelijke gewesten vrijwel onmiddellijk de nieuwe
kalender maar de overigen deden dit pas in 1700 of in 1701
jurisdictie = rechterlijke macht, rechtspraak
K kijk ook bij de
letter C
kalckbrander = kalkbrander = iemand die de kalk uit schelpen
gloeit of brandt
kanallij = canaille
karn = boterton
karspelder = kerspeldienaar?
kerkelijke organisatie = zie gereformeerde kerkelijke organisatie
kerkenraad = de kerkenraad was verantwoordelijk voor het pastoraat,
de zielzorg, het
geestelijk leven of hoe men het maar wil omschrijven. De raad bestaat uit de
predikant, ouderlingen en diakenen. Predikant en ouderlingen waren de zg
"regeerambten", in tegenstelling tot de diakenen die belast waren met de
armenzorg. In later tijd is wel het onderscheid gemaakt tussen de kerkenraad
smal (predikant met ouderlingen) en kerkenraad breed (smal
plus diakenen). De smalle raad behandelde leer- en tuchtkwesties, waar
diakenen geen stem in hadden. Vermoedelijk ligt hier de oorzaak dat hoewel
alle ambten in theorie gelijk zijn, het ouderlingschap toch hoger werd
ingeschat dan het diakenschap.
In het gereformeerde kerkrecht is de predikant eigenlijk een ouderling met
bijzondere opdracht, een soort primus inter pares, eerste onder gelijken. De
werkelijkheid was anders. De predikant was gewoonlijk het enige
kerkenraadslid dat een studie gevolgd had, bovendien voorzitter van de
kerkenraad en voor een deel vrijgesteld om zich voor dat deel helemaal op
het werk als predikant te kunnen richten. Hij werd dan ook spoedig de
dominante en vaak bepalende factor in de kerkenraad
kerkvoogdij = de kerkvoogdij beheerde de kerkelijke goederen. Wanneer
er een primaire of unieke collatie was, kwam het erop neer dat de collator
die goederen beheerde. Door de kerk is geprobeerd inzicht te krijgen in de
omvang van de kerkelijke bezittingen en de baten die ze opleverden, maar dat
werd door de collatoren, meestal jonkers, effectief geblokkeerd. In de
praktijk was het moeilijk onderscheid te maken tussen het privé bezit van de
jonkers en de kerkelijke goederen. Hoewel verschillende jonkers het beheer
gewetensvol hebben uitgevoerd en veel hebben gedaan voor "hun" kerken, zijn
er ook gevallen bekend van collatoren die de kerkelijke goederen gewoon
ontvreemden. De rijke kerk van Kantens ging daardoor in het begin van de 19e
eeuw zelfs failliet. Wanneer de jonker het beheer van de kerkelijke goederen
aan zich had getrokken, werd de functie van kerkvoogd (gewoonlijk waren er
twee) een erebaantje, status, maar zonder veel invloed. De kerkvoogden
moeten we in Groningen zoeken onder de welgestelde landbouwers van het dorp
kerspel =
dorps-/kerkgemeenschap. Is afgeleid van de woorden kerk en spel en duidt op
het rechtsgebied, de jurisdictie van een kerk
ketelaar = iemand die ketels maakt
ketelböter = ketelboeter = ketellapper. Rondtrekkende reparateur van
ketels en andere metalen gebruiksvoorwerpen. Boeten betekent vuur aanleggen
of ontsteken
keure = keus hebben
kinderbier = bij een geboorte werd kinderbier of kraambier
geschonken, dat waarschijnlijk van betere kwaliteit was dan het dagelijkse
bier. De opluchting bij een voorspoedig verlopen geboorte was in die tijd,
waarin een bevalling nog altijd hoogst riskant was, zo groot, dat men wel
eens wat al te rijkelijk bier schonk
kivagie/kijvagie = gekijf, gekissebis
K.K.R. Acten = akten van de kerkenraad
klappen = roddelen
kleinzinnigheid = zwakzinnigheid?
kluftbier = 1. bier dat werd gedronken bij de (doorgaans jaarlijkse)
bijeenkomsten van een gilde of kluft (zie cluft) 2. bier dat werd gedronken
na een begrafenis of bij toetreding van een nieuw lid tot de kluft
knapen = benaming voor wie zich aan de duivel hebben overgegeven
koijker/cooiker = kooiker = iemand die
wilde eenden vangt in een eendenkooi
kolcker/kolker = kalker? = kalkbrander
konsent/consent = toestemming
kooiker/kooijker = iemand die wilde eenden vangt in een eendenkooi
koster = iemand die met de dagelijkse zorg voor het kerkgebouw en de
kerkdienst belast is. Met de invoering van de kerkorde in de Ommelanden in
1595 was bepaald dat er in elk kerspel een schoolmeester moest zijn, die
tevens koster was. Voorwaarde is dat hij hervormd moet zijn en “van goeden
leven”. De combinatie met het schoolmeesterschap kwam heel veel voor, maar
was in enkele kerspels (o.a. Appingedam, Zeerijp en Breede) jarenlang
gescheiden
kouper/couper= coupeur? = kleermaker die de maat neemt en het
goed knipt
krackool = gekrakeel?
kremer = kramer = koopman
kreten = krijten = huilen
kreuningen = klachten
kuiperijen = geknoei
kunding/condinge = afkondiging
L
labbei = praatziek wijf, babbelaarster, kwaadspreekster
landschrijver = griffier. De griffier of landschrijver volgt in rang
na de schout
lantdach = landdag = vergadering van een
lichaam dat als vertegenwoordiger van een land voor het behandelen der
aangelegenheden van het land bijeenkomt; oudtijds, tot het einde van de
Republiek der Vereenigde Nederlanden, werden hier te lande de vergaderingen
der gewestelijke staten van Friesland, Drenthe, Overijsel en Gelderland
landdagen geheeten
lantspesaet = lanspassaat = militaire rang net onder korporaal;
ervaren soldaat met een hoger soldij
latus = som of bedrag van een bladzijde
Latijnse school = Het onderwijs aan een
Latijnse school had een sterk literair stempel en moest de
leerling het Latijn lezen en schrijven zo goed mogelijk bijbrengen. In de
provincie Groningen was een Latijnse school in de stad Groningen en in
Appingedam
lauderen = prijzen
leertouwer = gelooide huiden (leer) naar gelang van de soort op verschillende wijzen
opmaken alvorens ze in den handel te brengen
leisten = bieden
lentemaand = maart
lesimeren (uit kerspel Grijpskerk) = ?
letter op de arm dragen = uit het Diaconieboek van Vlagtwedde blijkt
dat mensen die van de diaconie leefden de letter D op de linkerarm moesten
dragen. De armlastigen voelden daar niets voor, vandaar het dwangmiddel om
dan de bijstand in te houden. Deze regeling ging in op 12 februari 1781;
wanneer de regeling is afgeschaft is onbekend. Op 3 maart 1791 wordt in het
Diaconieboek nog gemeld: “De broederen diakenen wordt vriendelijk verzocht
zorg te dragen dat hun armen beneden 60 jaren de letter D op den arm dragen
en volstrekt geen weekgeld te betalen aan hen die dit weigeren of afscheuren
als zij hun weekgeld bij de boekhouder komen halen”
levenstrent (uit kerspel Zeerijp) = ?
libereren = vrijstellen
Lindelbier (uit kerspel Grijpskerk) = ?
litispendent = degene van wie een (rechts)zaak nog hangt, niet
afgerond is
loeg = plaats, dorp
loeike (uit kerspel Nieuw-Scheemda) = ?
louwmaand = januari
ludimag. = ludimagister = schoolmeester
lunae = maandag
luijters = Luthers
M
m.a./m.a.v. = met attestatie/van
maeght = dienstmeid
mainteneren = iets staande houden, beweren
majeur = majoor
majus = maius = mei
malicieuselick = malicieus = moedwillig
malitia = (wegens) slechtheid
maliversatien = malversatie = verduistering van toevertrouwde gelden
mandaat = lastgeving, bevelschrift
manhafte/manaften = dappere
maratis = waarschijnlijk maritus = echtgenoot
mater mea hae vue nobiscu communicant = mijn moeder
[van de pastor waarschijnlijk] is bij ons toegetreden als communicant
matresse = schoolmeesteres
mea = mijn, van mij
meerdere vergaderingen = de vergaderingen van classis, Provinciale
Synode en Nationale Synode worden in de
Dordse Kerkorde aangeduid als "meerdere vergaderingen". Dat meerder
duidt niet op een hiërarchisch verhouding (tenslotte ging men in Dordrecht
uit van de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk), maar op meerder in
aantal deelnemers. Pas tijdens het Koninkrijk de Nederlanden, wanneer Koning
Willem I het initiatief neemt tot de oprichting van de Nederlandse Hervormde
Kerk krijgt dat kerkgenootschap in 1816 een hiërarchische structuur
meier/meijer/mejer = pachter; gewoonlijk zijn de bedrijfsgebouwen en
het woonhuis zijn eigendom, maar het land niet
meente = zie gezworene
melijtije = militie?
Membra Eecl[esi]æ = leden van de kerkgemeenschap
meneren = memoreren?
Mennonieten/Mennisten =
wederdopers
mense = de maand. Bij de Romeinen begon het jaar op 1 maart. De
Latijnse namen van de maanden vanaf september zijn genoemd naar de getallen
7, 8, 9 en 10: septembris, oktobris, novembris en decembris. Ook wel
geschreven als 7bris, 8bris, 9bris en 10bris of xbris. De andere maanden
zijn niet afgeleid van telwoorden maar van goden, keizers en hemellichamen
mensie maken = mentie maken = gewag maken van
mentioneren = melding maken van
meriteren = waard zijn, verdienen
merites = verdiensten
meulener = molenaar
Michaelis/Michael/Michaell/Micheel = 29 september
Midwinter = Kerstdag = 25 december
ministerij candidatus = kandidaat die na aflegging van het kerkelijk
examen beroepbaar is als predikant
misdobbe = waarschijnlijk mestdobbe = mestkuil
misericordia domini = goedertierenheid/barmhartigheid des Heren. In
het klassieke kerkelijk jaar heet de tweede zondag na Pasen ook wel
‘Misericordia Domini’
missive = brief
moderator = bestuurder, geestelijk adviseur
moderatie = matiging, verzachting
moej/moei/moeij/moeije/muije/moje = tante,
grootmoeder, oudtante
moets = gemoed
molitor et molitrix = molenaar en molenaarse
moltmaker = moutmaker. Mout is koren (met name gerst) dat in
water gekiemd en daarna gedroogd wordt om er bier van te brouwen
more solito = op de gebruikelijke wijze
mortui = overleden
moverende = ter sprake brengen
mox ibi obiit = spoedig aldaar overleden
mudde = oppervlaktemaat, 1 mud = 0,43-0,8 ha. Bijna elke streek had
zijn eigen oppervlakte maat. Ook landmaat: zoveel land als met een mud graan
bezaaid kan worden (40 aren). Ook inhoudsmaat. Als het gemeten product
betrekking heeft op vaste goederen (kolen, aardappelen, tarwe) wordt in
feite het gewicht bedoeld. Bijvoorbeeld: een mud aardappelen weegt
(ongeveer) 70 kg. De mud is vooral een inhoudsmaat voor vloeistoffen en
graangewassen. De corresponderende inhoud in het metriek stelsel varieert
van streek tot streek (tussen 150 en 300 liter). Iedere stad of instelling
kon zijn eigen inhoudsmaat kiezen. 1 mud bestaat in sommige stelsels uit 4
schepel. Er bestaat ook een zestalige onderverdeling: 1 mud is dan 6 sister
mulder = molenaar
muteren = wisselen, veranderen
mijnen = op een openbare verkoping zich bij de afslag door het roepen
van “mijn” tot koper van iets verklaren
N
N.f. Joh.fr (uit kerspel Niehove) = ?
9bris = november. zie mense
nabers = buren
narstelijck/neerstelick = naarstig = volijverig, met volle aandacht
neerstichheijt = ernst, ijver,
zorgvuldigheid
neijster = naaister
nemine excepto = niemand uitgezonderd?
nemo de novo accessit = niemand nieuw toegetreden
nies/nieus (op ’t nies/nieus – uit kerspel Zuidhorn) = nieuw?
nobilis analla discessit (uit kerspel Grijpskerk) = ?
nom consist = nomine consistorii = uit naam van de kerkenraad
nominatie = voordracht
nomine = genaamd
nomine membrorum oi(?) presentium = uit naam van de hier aanwezige
leden
nomine omnium = namens allen
nomini consistorii = uit naam van de kerkenraad
nomini totius consistorii = uit naam van de complete kerkenraad
nomineren = voordragen
noodpersen = noodzaken
notatu dignum = de moeite van het noteren waard
notificatie = kennisgeving
notultje = korte aantekening
novatie = vernieuwing / toegetreden als nieuwe
lidmaat
O
o.b. = op belijdenis aangenomen
ob morbum = wegens ziekte
obiit/obijt = overleden
obijt, anni huis nocte possima[?] = overleden, kracht [uis?] van
jaren hebbend, in de nacht
obiit illa = overleden vrouw
obiit illa in piierpario = obiit illa in puerpario = vrouw overleden
in het kraambed
obiit ille = overleden man
obiit in diluvio = letterlijk: heengegaan in de vloed. Betekent hier:
verdronken in de kerstvloed van 25 december 1717
obiit in Domino = in de Heer gestorven
obierunt = zijn overleden
obierunt ambo = beiden overleden
obstinate = weerbarstige
obtineren = verkrijgen, zijn oogmerk bereiken
occasie = gelegenheid
occupatie = bezigheid
occupieren = occuperen = zich (ijverig) bezig houden met
offense (uit kerspelGrijpskerk)= ?
oie consistorii (uit kerspel Oterdum) = waarschijnlijk een afkorting
van oburgatio = vertoornd
oirkunde = oorkonde = getuigenis, verklaring
olde maij (uit kerspel Noordhorn) = ?
olim analer = olim = voormalige, analer = ?
omvraag/omvrage = iets in omvraag brengen
= een voorstel ter stemming in een
vergadering ter tafel brengen en aan ieder der leden de gelegenheid geven op
zijn beurt zijn stem uit te brengen
onderstand = ondersteuning, (financiële) hulp aan behoeftigen
ongestadig = telkens veranderend in gedrag of denkwijze
oogstmaand = augustus
oolijk = onaanzienlijk, onnozel, doortrapt
oorlof = vaarwel, afscheid
operarius = dagloner, (hand)arbeider, werkman, handwerksman,
ambachtsman
opiniaterend = koppig, hardnekkig, halsstarrig
opiniatrait = hardnekkigheid
ordonnantie = voorschrift, bevel
osh (uit kerspel Vlagtwedde) = waarschijnlijk osseheer
osseheer = waarschijnlijk ossenherder = koeienherder
ouderling/olderlinck = ambtsdrager in de gereformeerde of hervormde
kerk, belast met de leiding van de gemeente in geestelijk en pastoraal
opzicht.
In theorie zijn in het gereformeerde kerkrecht de ambten van diaken,
ouderling en predikant gelijkwaardig. De dominee is in feite een ouderling
met bijzondere positie: hij mag preken en de sacramenten bedienen. Bovendien
wordt hij betaald. In de praktijk werden de ambten gewaardeerd in de
genoemde volgorde. Dat komt omdat ouderlingen de kerk regeren, en
diakenen niet. Over leerkwesties, over tuchtzaken, spreken diakenen niet
mee.
Ouderlingen werden gerekruteerd uit de leidende kringen in het dorp,
gewoonlijk de rijkere landbouwers. Ouderlingen (en ook diakenen) worden voor
een bepaalde periode gekozen of benoemd. Gekozen, dan mogen de "belijdende
manslidmaten in volle rechten" kiezen uit een door de Kerkenraad op te
stellen (twee)tal, maar ook kwam wel voor dat de Kerkenraad zelf koos. De
gelegenheid om bezwaar in te dienen bestond altijd. Daarnaast had de
kandidaat ambtsdrager de mogelijkheid zelf te "bedanken" voor de benoeming.
In sommige gemeenten stond daar een boete op. In andere gemeenten was
bedanken niet mogelijk
out Vreijer = oude vrijer = oudere,
ongehuwde man
overstallig = het perk te buiten gaande, overmatig, buitensporig
P
p.t. = praemissis titulis = met voorbehoud van titels
pachter = inner van de belastingen; de inning werd toegekend aan de
hoogste bieder
paene/pene = boete
pago = verbuiging van pagus = gouw of dorp
paijs = peis = vrede
pandisen = schelden?
papist = (minachtend) katholiek
parid. = par. id. = partes idem = gelijke
delen
pars posterior = het laatste deel
parsultima = pars ultima = het laatste gedeelte van 2 Cor. 2 vers 16
waar staat "Wie is geschikt voor deze taak?"
parturiens = barend
pasquil = paskwil = beledigende spotternij
passie xti = lijden van Christus
past = pastoor, predikant, dominee, zielenherder
pastor hujus loci = pastor huius loci = predikant van deze plaats
pastor ibidem = predikant van dezelfde [plaats] [= Cropswolda]
pastor loci = predikant van de plaats
pastorin = pasto(o)rsvrouw
pastoris Bredani privignus = stiefzoon van dominee Bredani
pecceren = zondigen
pelmolen = installatie waar gerst werd gepeld tot gort, het
belangrijkste bestanddeel van de traditionele karnemelkse brei. De overheid
ging de combinatie van pelmolen en korenmolen tegen omdat die combinatie
belastingfraude in de hand kon werken. Op broodgranen (tarwe, rogge) werd
namelijk accijns geheven (zie chercher/sarries)
Pentecostis = Pinksteren
periculeus = gevaarlijk, hachelijk
permutatie = verplaatsing
persevereren = in iets volharden, iets
volhouden, bij iets blijven
persisteren = aandringen, volharden
persuaderen = iemand ergens van overtuigen, overreden iets te doen
persuative = overtuigende
perturbatie = storing, rustverstoring
perijt in aqua = verdronken
persevereren/persisteren = volharden
perturbatie = stoornis, verwarring, woeling
petard = oorlogstuig om een bres te maken in een poort of muur.
Oorspronkelijk een soort metalen mortier, die met buskruit werd geladen, op
een plank geschroefd aan poorten, muren enz. en door middel van een lont
afgevuurd. Later een met buskruit gevulde houten doos
petardier = artillerist die met het petarderen is belast
petitionant = petitionaris = degene die een verzoek indient
pieper = pijper? = fluitspeler, speelman. Bij leger en vloot: iemand
die voor een regiment op de fluit speelt
pistoris servus = bakkersknecht
plakkaet (’t grote) = de Staten van Stad en Lande hebben vele
plakkaten uitgevaardigd om allerlei zaken te regelen. Onder andere om de
openbare godsdienst op de zondagen en andere bijzondere dagen te handhaven
en om "ergerlijke zonden en misbruiken" te voorkomen. Deze plakkaten werden
in de loop van de tijd nog al eens gewijzigd, maar de strekking bleef
hetzelfde
pleijderij (uit kerspel Godlinze) = ?
pleijt = pleit = geschil
pleno = zie in pleno
pluraliteit = meerderheid
poijel = buidel?
poincten = punten
politieke autoriteit (uit kerspel Grijpskerk) = ?
politieke rechter (uit kerspel Zuidhorn) = ?
pondm = pondemaat = oude Friese oppervlaktemaat van 36,75 are
posses = bezit
post fusas preses = (preses = preces) na het uitspreken van het gebed
poursuite = vervolging
pr. ampt = predikanten ambt
prae vi... legitima vacatione = voor het leven? met legitiem recht
praebende = rente uit kerkelijke goederen om een geestelijke
te onderhouden
præceptor = zie preceptor
praefrentien-predige = proefpreek
præmature = voortijdige
præmissa fidei confessione = na voorafgaande belijdenis van het
geloof
præparatoir = preparatoir = voorbereidend, voorlopig
præsentes/prasentes = aanwezigen
praeses/preses/prases = voorzitter. De Dordtse Kerkorde
bepaalt in art. 35: “Het ambt van den praeses is, voor te stellen en te
verklaren ’t gene te verhandelen is; toe te zien dat een iegelijk zijne orde
houde in ’t spreken; den knibbelachtigen en die te heftig zijn in ’t
spreken, te bevelen dat zij zwijgen; en over dezelve, geen gehoor gevende,
de behoorlijke censuur laten gaan. Voorts zal zijn ambt uitgaan, wanneer de
samenkomst scheidt”. Hier is met censuur niet bedoeld de afhouding van het
avondmaal, maar een gewone berisping. In de praktijk was de predikant de
voorzitter van de kerkenraad. Men was alleen voorzitter gedurende de
vergadering, men kende nog niet de permanente preses en scriba zoals thans
in de Protestantse Kerk. Men had aversie tegen hiërarchie. Dat blijkt ook
uit artikel 37 van de Kerkorde: “In alle Kerken zal een Kerkeraad zijn,
bestaande uit de Dienaren des Woords en de Ouderlingen, dewelke, althans in
de grootere gemeenten, in den regel alle weken eens tezamenkomen zullen,
alwaar de Dienaar des Woords (of de Dienaren, zoo daar meerdere zijn, bij
beurte) presideeren en de actie regeeren zal”
praesente consistorio = voorzitter van de kerkenraad
praetensien = aanspraken
praevie (uit kerspel Vlagtwedde) = ?
prasentie/praesentie = aanwezigheid
praside = praeses. zie aldaar
praterien = praterij = praatjes
precario = tot wederopzeggens toe
preceptor/praeceptor = 1. leraar in de klassieke talen aan een
gymnasium 2. gouverneur, huisonderwijzer
pred. = predikant
prejudicia/presjudicie = prejudicie = afbreuk doen, nadeel, schade
premature conversatie = voorechtelijk geslachtsverkeer
prengelen = zaniken, dwingen
prepositie = propositie = 1. in een vergadering gedaan voorstel. 2.
proefpreek van een student in de theologie
preptar mensen impoteatiam = propter meam impotentiam = wegens mijn
zwakheid / machteloosheid = omdat ik ziek was
presbijterie/presbijterij = presbyterie = vergadering van ouderlingen
pretext = voorwendsel
primo = ten eerste, in het begin, aanvankelijk
primus pastor in hoc loco = de eerste predikant van deze plaats
prior = overste van een monnikenklooster
private institutie = privé onderwijs
privative = voorrecht
priv./privigna = stiefdochter
privignus = stiefzoon of stiefkind
procenderen = procederen = optreden
proceptor = zie preceptor
proclamata/proclamatien = afkondigingen
procreëeren = verwekken
proefpredicatie/provepredige/prövepredige/proffpredige/proeffpredige
= voorbereidingspreek voor het Heilig Avondmaal.
De synode van Dordrecht van 1578 bepaalde: “Men zal vóór de bediening des
Avondmaals een predikatie doen, in dewelke van de bekeering, des menschen
beproeving zijns zelfs, en zijn verzoening met God en den naaste, en
dergelijke andere materiën gehandeld zal worden.”
Het woord proef in proefpredicatie komt dus van het woord beproeving /
beproeven. Zoals Paulus schrijft in de brief aan de Korinthiërs: “Maar ieder
beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker”
profaan = goddeloos
prolitig (uit kerspel Meeden) = ?
propisant = waarschijnlijk gebaseerd op propijs = gunstig,
goedgunstig, genadig, vriendelijk gezind. Vaak ook met betrekking tot God
proponent = theoloog die na een kerkelijk examen beroepbaar is
verklaard
proponeren = voorstellen
propositie = voorstel
propter = wegens, om, volgens
propter contumaciam = wegens verstek
propter corporia xaxesian [Grieks, καχεξιαν, kachexian] ministri
en alias fonticas causas = wegens de slechte toestand van het lichaam
van de dienaar en andere oorzaken
propter farinora excludeert (uit kerspel Middelbert) = ?
propter meam impotentiam = wegens mijn ziekte
propter suspicionem adulterii quam uxor habet cum homine intima sortis
= op verdenking van overspel
pro quota = ?
pro re nata = voor de zaak gemaakt [letterlijk: geboren]
protestatie = plechtige verzekering
prothocollen = protocollen = schriftelijke verklaringen of uitspraken
van ondervraagde personen
protokol = register
provise/provisie = bij voorbaat
provisioneel = voorlopig, voorshands
provoost = onderofficier belast met het handhaven van de tucht op een
schip of in een legerplaats en het bewaken van gedetineerden. Vaak aangeduid
met provoost-geweldige
purge = het zich zuiveren of gezuiverd
worden (voor het gerecht) van een beschuldiging of een verdenking
Q
qa parturiens = qua parturiens = wegens bevalling
qd testor noie onium (?) [waarschijnlijk omnium] = dit getuig
ik in naam van allen
Q.T. = quod testor = hetgeen ik getuig
Q.T.n.c. = quod testor nomine consistorii = hetgeen ik getuig namens
de kerkenraad
qua fuit Lutherana = zij was Luthers
qua fuit Lutherana religionis = zij was van de Lutherse
godsdienst
quaestieus/questieus/quaestiois/quastius
= betrekking hebbend op een geschil, twistend,
twijfelachtig
quetsuir = kwetsuur, wond
quettre = ruzie?
quittinge = kwijtschelding
quo die con?cio mea? valedictoria habita fuit = die op die dag
tezamen een preek van mij hebben gehad [con?cio = waarschijnlijk conicio]
qui fuit acatholica religionis = die niet Katholiek was van
godsdienst
R
raadsheer = lid van de Raad van de stad Groningen
rachen = spuwen, schelden, schimpen
raedemaeker = rademaker = iemand die wagenwielen maakt
ragen = rachen
rapen = op ongunstige manier verkrijgen
rappier = rapier = lange puntige degen
ras = volk van het laagste allooi
ratihaberen = bevestigen
ratio quare, me latet, exempt de laetste = de reden waarom is
mij onbekend, behalve van de laatste
rauvoyeren = renvoyeren
rechtstoel/regtstoel = ambtsgebied van een rechter
recipiëren = doelbewust overnemen, verwelkomen, met eerbetoon
ontvangen
reciproce = van weerskanten, over en weer
recommandatie = aanbeveling
recompens = vergoeding
reconciliëren = personen of partijen die
door een conflict gescheiden waren, opnieuw samenbrengen, verzoenen; goede
betrekkingen herstellen
redger/redjer = plattelandsrechter in de Groninger ommelanden
rediit = hij keerde terug
rediit na Ideo: en Dat: = hij keerde terug naar dezelfde [plaats zal
dat wel zijn] op datum
redoet (uit kerspel Kantens) = ?
Reductie = met de erkenning in 1536 van Karel V als landheer
zijn de stad Groningen en de Ommelanden als één provincie te beschouwen. Wel
was er altijd spanning tussen beide. Groningen werd als Stad en Lande één
van de zeven provincies binnen de Republiek. Stad en Ommelanden hadden elk
één stem binnen de Staten-Generaal. De stad Groningen had het gezag over de
stad, over Gorecht, de beide Oldambten, Reiderland en Westerwolde. De
Ommelanden bestonden uit de kwartieren (gewesten) Westerkwartier, Hunsingo
en Fivelingo. Men ziet dit nog terug in het wapen van Groningen, dat een
samenvoeging is van het wapen van de Stad en het wapen van de Ommelanden. In
het wapen van de Ommelanden symboliseren de drie schuine balken de drie
kwartieren en de 11 harten de 11 onderkwartieren. Tussen Stad en Ommelanden
hebben in vroegere eeuwen altijd wat spanningen bestaan. Dat had te maken
met het stapelrecht van de Stad; alle producten uit de Ommelanden konden
alleen verhandeld worden in de stad. Verder was er onenigheid over de
Hoofdmannenkamer voor de rechtspraak in eerste en tweede aanleg. Daarnaast
was de stad Katholiek gebleven en op de hand van Philips II. De Ommelanden
echter hadden zich aangesloten bij Willem van Oranje. Prins Maurits
belegerde de stad in 1594 en Graaf Willem Lodewijk van Nassau werd toen
stadhouder. Hiermee kwam door de Reductie van 1594 een eind aan de
twisten tussen Stad en Ommelanden. Het wordt wel beschreven als een
gedwongen verzoening. Reductie duidt hier aan de terugleiding naar de
Unie van Utrecht. Wat betreft de godsdienst was bij het Tractaat van de
Reductie in 1594 overeengekomen dat er vrijheid van geweten zou zijn en dat
niemand vanwege een van de heersende kerk afwijkende geloofsovertuiging
mocht worden vervolgd. De publieke uitoefening van een andere religie dan de
gereformeerde bleef vooralsnog verboden. De kloostergoederen vielen toe aan
de provincie. In die tijd behoorde 38% van de cultuurgrond aan de kloosters.
Vanaf 1594 tot 1770 zou dit een belangrijke bron van inkomsten zijn voor de
provincie
reduit obiit = teruggekeerd en overleden
redundantie = zinledige woordenvloed, overtollige woordenrijkheid
refugie = refugié = een na de opheffing van
het Edict van Nantes, in 1685 uit Frankrijk gevluchte Protestant
refusie = vergoeding, terugbetaling
refuteren = verwerpen, als onwaar afwijzen
regereren = reageren?
regthuis/rechthuis = gebouw of lokaal waarin rechtszittingen of
vergaderingen van bestuurscolleges gehouden worden, raadhuis
regt. = regiment
reis = keer, maal
rekendag = vergadering waar de jaarrekening wordt vastgesteld en de
boekhoudend diaken wordt gedechargeerd (= ontheven van zijn
verantwoordelijkheid). Vaak wordt ook de begroting voor het volgend jaar
behandeld
rekeninge & reliqua gedaen = rekening en verantwoording afgelegd
rekenmeester = ambtenaar of lid van de provinciale rekenkamer in
Groningen
releveren = zuiveren, ontheffen, rehabiliteren
relicto anabaptismo = het
Anabaptisme verlaten = voorheen
aanhanger van het Baptisme. De Anabaptisten erkenden de kinderdoop niet en
werden daarom Dopersen, Baptisten, of Anabaptisten [= wederdopers] genoemd.
Ze worden ook wel Mennonieten genoemd
relicto papatu/papismo = het papisme verlaten = voorheen aanhanger
van het papisme = voorheen Rooms-katholiek. Papisme is afgeleid van papa,
dat onder andere paus betekent
reliqua = zie rekeninge & reliqua gedaen
remarques = opmerkingen, in het bijzonder opmerkingen die kritiek
inhouden
remediëren = beter maken, verhelpen
remissie = vermindering/kwijtschelding van straf
removeren = verwijderen, afzetten van een post
renvoyeren = renvooieren = in handen stellen van
repost = resposte = antwoord
reprimendt = reprimande = berisping
reciproce = van weerskanten
repost = respost = (schriftelijk) antwoord (op een voorafgaand
schrijven)
request = verzoek
requireren = rekwireren = verzoeken
rescriberen = terugschrijven
resignatie = terugtrekking
resolutie = besluit
resolveren = besluiten, vaststellen
responderen = borg blijven, instaan voor
restrictie = beperking
resumeren = samenvatten
resumtie = resumptie = contrôle, goedkeuring
revoceren = herroepen, intrekken, terugnemen
revoldeeren = revolteren = in opstand komen, zich onttrekken aan
ricipiëren = zie recipiëren
richter = rechter
rijp = oever, vaak kunstmatig aangelegd
risimeren/resumeren = waarschijnlijk: vaststellen en goedkeuren,
tekenen
roede = twijg, gebruikt als strafwerktuig, zowel één alleen als tot
een bosje samengebonden
roer = het oude schietgeweer, dat
oorspronkelijk door een lont en later door een vuurslag werd aangestoken;
handbus of snaphaan
roge (uit kerspel Zeerijp) = ?
roo roede/roodt roede/rode roede = assistent van de
wedman, belast met het dagelijkse politiewerk. De rode roede werd ook wel
biesjager of schrik genoemd. De functie wordt ingesteld in 1685 (Stad en
stadsjurisdicties) c.q. 1716 (Ommelanden) op een jaarlijks tractement van ƒ
130. De rode roedes zijn in het algemeen afkomstig uit de lagere sociale
klassen van de bevolking. De naam verwijst naar de roodgeverfde stok die
gedragen werd als teken van waardigheid
roode loop = dysenterie, ernstige ziekte van de dikke darm
rooven garen (uit kerspel Meeden) = ?
roovende (uit kerspel Godlinze) = ?
rustmeijster/rustmeester = opzichter van het tuighuis (arsenaal). Een
tuighuis is een opslag- of bergplaats voor wapen- of oorlogstuig
S
s./sal = saliger
de S. = de Seigneur = de heer
S.C. = Sacra Coena = Heilig Avondmaal
S.H. = sijn huisvrouw
S.M.C. = zie S.S.M.Candidatus
S.S.M.Candidatus/S.S. Mini. Candidatus =
Sacrae Scripturae Ministerij Candidatus = Kandidaat Minister (dienaar) van
de Heilige Schrift = kandidaat predikant = iemand die zijn theologische
studie heeft afgerond en klaar is om als predikant aangesteld te worden
S.S. Sh. Send. =
?
S.S.Th. Studiosus/S.S.Theol. Studiosis = Sacrae Scripturae Theologica
Studiosis = Student Theologie van de Heilige Schrift [= Bijbel]
S. Viti = dag van de heilige
Vitus, 15 juni
Sacram Coenam celebravimus = wij hebben het Heilig Avondmaal gevierd
Sacram Coenam administravi, et ecclesia addite sunt sequintens/sequentes
= ik heb het Heilig Avondmaal bediend en tot de kerk zijn de volgende
personen toegevoegd
salvator = redder, heiland, verlosser
salvo honore ac stipendio = met behoud van status en honorarium
salvo honore de stipendiis emeritorum = met behoud van status en
honoraria van emeritaat
saries/sarries/scharies/scharries/sargier = zie chercher
sartor = kleermaker
sartoris defuncti = gewezen kleermaker
sartrix = kleermaakster
satisfactie = genoegdoening
saturni = zaterdag
sauve guarde = sauvegarde = vrijgeleide
schatboerder/schatbeurder = degene die de verponding (zie aldaar)
ophaalt. Hij droeg het geld af aan de zgn. lopers van de ontvanger-generaal
in Groningen. Eén keer per jaar, op de rekendag, werd de administratie van
de schatbeurder nagekeken door de schatgevers. Soms had de schatboerder een
borg die er voor garant stond dat het geld aan de provincie werd betaald.
Vaak werd de functie van schatboer4der toebedeeld aan de plaatselijke
schoolmeester. Ook wel gaarder genoemd
schathuijs = schuur en veestal bij een borg [schat = vee]
scharter = chercher? zie aldaar
scheling = geschil, onenigheid
schelling = oud zilveren muntstuk ter waarde van zes stuivers of 96
penningen
schemperie = op minachtende of geringschattende wijze spottend spreken
schepper = staat aan het hoofd van een schepperij. Oorspronkelijk
gekozen uit de zijlrechters van de onder die schepperij vallende zijleden.
Maar er komen ook scheppers voor die geen zijlrechters onder zich hebben en
zijlrechters die niet onder een schepper vallen. Het college van scheppers
vormt het bestuur van het zijlvest, de voorzitter wordt overste schepper
genoemd
schepperij = waterstaatkundige eenheid. Een schepperij kan
samengesteld zijn uit meerdere zijleden. Meerdere schepperijen vormen samen
een zijlvest
schersie = chercher?
schiemaker = schieman, tweede bootsman
schiller = 1. schelpenvisser 2. iemand die met de hand hennep schilt
(van de bast ontdoet)
schobberen = schobben = schelden, schimpen
scholtus = scholte = 1. schout of schoutendienaar 2. boer die een
scholteplaats bewoont, aanzienlijke boer met een zeker rechtsgezag
schomaker = schoenmaker
schoolmeester = met de invoering van de kerkorde in de Ommelanden in
1595 was bepaald dat er in elk kerspel een schoolmeester moest zijn, die
tevens koster was. Omdat de kerk van Calvijn de bijbel erkent voor geloof en
leven, dient het volk toegang te hebben tot de Heilige Schrift. Daarom wordt
van de schoolmeester verwacht dat hij de kinderen lezen en schrijven leert.
Ook moet hij hen onderrichten in de leer van de kerk, d.w.z. de Heidelbergse
Cathechismus. Daarbij is het zijn taak om de schoolkinderen psalmen te leren
zingen en hen zondags naar de kerk te begeleiden, waar hij dienst doet als
voorganger. Schoolmeesters moeten een eed van trouw op de kerkorde afleggen
voor de classis waar ze onder ressorteerden. De combinatie met het
kosterschap kwam heel veel voor, maar was in enkele kerspels (o.a.
Appingedam en Zeerijp) gescheiden
schortinge = tekortkoming, mankement
schreur/schroer/schror/schroor = kleermaker, snijder. Ook wel
schroder genoemd
schroppen = schrobben = tekeer gaan
schulte = schout
schutten = tegenhouden, beschermen
scortaonem renota obiit = mogelijk pikant: scortillum is een vrouw
van lichte zeden, ik maak ervan: als vrouw van lichte zeden bekend,
overleden
scriba = secretaris. De Dordtse Kerkorde bepaalt in art. 34 “In alle
samenkomsten [bedoeld is vergaderingen S.K.] zal bij den praeses een
scriba gevoegd worden, om naarstiglijk op te schrijven ’t gene waardig is
opgesomd te zijn”
scrupel = scrupule = gewetensbezwaar, angstvalligheid
scubsannivit dicens = subsannivit dicens = zij hoonde, zeggende
sebare = zichtbare
sedlene (uit kerspel Grijpskerk) = waarschijnlijk seldene
segel des verbonds = zie bontteken
sensuren = zie censuur
sententiëren = vonnis vellen, besluit nemen
sentie = sententie? = vonnis, besluit
sergier/serchijs = zie chercher
serionis = waarschijnlijk kuiper, want seria is een pot, kruik
sermoon = preek
serovenientes = laatkomers
serva = dienstmeid
serv./servus/servius = knecht
servus pistoris sub ren jura =
bakkersknecht onder rechtszaak
servus sutoris = schoenmakersknecht
sessie = zitting
setma = inbeslagname van een pand om tot aflossing van een schuld te
komen. Wanneer het om grotere bedragen gaat is eerst een (acte van) immissie
nodig, daarin wordt een goed van de schuldenaar geïdentificeerd dat kan
dienen om de schuld te delgen
settinge = broodzetting = het van overheidswege vastellen van een
(maximum) prijs van het brood
sibbe = verwantschap
sibbevoogd = zie voogd
singulier = bijzonder
sisteren = zie citeren
slachtmaand = november
slardije = harpij = heks, helleveeg, feeks
sleiztrant = waarschijnlijk sleurtrant
sleurtrant (uit kerspel Zeerijp) = waarschijnlijk sleur =
persoonlijke manier van doen, gedragslijn, trant
slijtboek = waarschijnlijk afkomstig van het woord slijting, dat
waarneming van een ambt betekent
slof = sloom, traag
sluis = bestaat in twee soorten: uitwateringsluizen en schutsluizen.
De eerste soort wordt zijl genoemd, de tweede verlaat. In zijn oude vorm is
een zijl een houten koker door een dijk eindigend met een klep, die bij eb
door het binnenwater opengeduwd wordt en bij vloed door het buitenwater
gesloten. In een latere vorm wordt de klep vervangen door deuren. Stenen
zijlen worden vanaf de 18e eeuw gebouwd en dan wel gecombineerd
met verlaten. Om voor het lozen niet van getijden afhankelijk te zijn worden
de zijlen wel vervangen door gemalen
sm.f (uit kerspel Vlagtwedde) = ?
snaarske/snaersche = snaar = schoondochter, schoonmoeder,
schoonzuster
snaphaan = geweer uit de 17de en 18de eeuw,
dat zich van vroegere vormen onderscheidde doordat het afging door het
overhalen van een haan op een vuursteen. Een haan is in dit geval het
beweegbare stuk waarin de lont, later de vuursteen, vastgeklemd zat; aan
oude vuurwapenen had dit stuk werkelijk vaak de gedaante van het lichaam van
een haan en de kop was inderdaad door bek en oogen aangeduid
snickevaarder/schnickevarder/snickvaerder = schipper op een eenvoudig
binnenvaartuig van ongeveer 15 meter lengte
snider/snijder = kleermaker
snij (uit kerspel Vlagtwedde = waarschijnlijk snijder
snik = trekschuit (met name in Groningen)
snikpeert = snikpaard = trekschuitenpaard
snoede/snood = slecht, misdadig
soerg fabri lignari = fabri lignari = timmerman, soerg = wijlen?
solemneel = plechtig, heel feestelijk
solliciteur = 1. pleitbezorger voor kleine
rechtzaken 2. persoon bevoegd tot het opstellen en indienen van
verzoekschriften 3. persoon die bij een of meer legerafdelingen tegen zekere
rente voorschotten verstrekte op soldijen en voor bepaalde uitgaven
soror = zuster, bv. mea soror = mijn zuster [van -meestal- de
dominee]
sorores = de zusters
soulagiment = soulaas = tegemoetkoming;
ondersteuning
souveraine = soevereine = met het hoogste gezag bekleed
specteren = behoren tot
spenen = onthouden
spieringe = aanspraak?
spinhuis = tuchthuis voor vrouwen, waar ze moesten spinnen
sponsalia = verloofde
sporteling = iemand die spartelt, tegenstribbelt
sprm/sprokkelmaand = februari
spurtelingen = onenigheden
St. Jacob = 25 juli, het begin van de roggeoogst
statu quo = status quo = huidige status
statueren = (een straf) vaststellen, verordenen
stellemaker/stelmaker = wagenmaker, in het bijzonder de ambachtsman
die het (onder- of draai)stel van de wagen maakt, te onderscheiden van de
wielen- en bakmaker
stinz = stins = versterkt adellijk huis, doorgaans in Friesland.
Kennelijk is die benaming ook in Groningen gebruikt
stipenderen (uit kerspel Noordhorn) = ?
stipendium emeritorum = uitkering bij emeritaat
stricto jure = volgens het strengste recht
studiosum apud nos habitans = bij ons studerend
studiosus ex frater meus = student, zoon van een
broer van mij
studiosus filius pastoris = student en zoon van de predikant
studiosus juris = student in de rechten
stuiersche = stuurse
stuit in de chais (uit kerspel
Zuidbroek) = ?
stijving = versteviging
sub censura = onder censuur
sub reatu = in staat van beschuldiging
submitteren = onderwerpen
subordinatie = ondergeschiktheid
substituit = substituut = plaatsvervangend
succederen = in het erfrecht opvolgen, erven
succederende = opvolgende
successor/successeur = opvolger, erfgenaam
suffisant = sufficiënt = voldoende, toereikend
sundeeren = sonderen = polsen
superseden (uit kerspel Godlinze) = ?
supersederen = uitstellen, verschuiven
superstitie = bijgeloof, niet zelden is het
een smadelijke term voor andere godsdienstige opvattingen dan die van den
spreker
suppijant = suppliant
suppliant = indiener van een verzoek bij een autoriteit [In Zuidbroek
lijkt het meer de betekenis van verdachte te hebben]
support = ondersteuning
supra = boven
suspect = verdacht
suspenderen = schorsen, verschuiven, opschorten
suspendi in eodem statu = aangehouden in dezelfde toestand [van
schorsing]
suspensie = schorsing, uitstel
suspitie/suspicie = verdenking, argwaan
susteneren/sustineren = beweren, stellen, van mening zijn
sustinue = bewering
sutor/sutorius/sustorius = schoenmaker
sw = swager
swenger (uit kerspel Vlagtwedde) = ?
swetten = zwetten = 1. grens, scheiding
tussen huizen, erven, percelen grond, onroerende eigendommen, het
grondgebied van twee dorpen e.d.; daarnaast ook het zichtbare teken waarmee
die grens is aangegeven, zoals een schutting, een muur of in het bijzonder
een sloot; beide toepassingen zijn niet altijd even duidelijk van elkaar te
scheiden
2. in verband met huizen: rooilijn
3. sloot, plas of put die uitgeveend wordt
4. strook grond met een breedte van ongeveer 2,5 m
die wordt afgegraven voor de „tichelwerken” (= steenbakkerijen)
synode/sijnedes/sijnodus = landelijke of internationale kerkelijke
vergadering.
De Gereformeerde kerken kenden volgens art. 29 van de
Dordtse Kerkorde 4 soorten vergadering: de kerkenraad, de classis, de
particuliere synode en de generale of nationale synode. Het convent in Wezel
1568 sprak uit dat het wenselijk was, dat er elk jaar een synode werd
gehouden. De synode van Embden 1571 veranderde dat in 2 jaar. De volgende
synode kon niet doorgaan vanwege onrust in Holland en Zeeland. De synode van
Dordrecht 1574 was eigenlijk meer een Particuliere synode, omdat de
afgevaardigden van Noord-Holland vanwege de Spaanse troepen niet aanwezig
konden zijn. De synode van Dordrecht 1578 bepaalde dat een synode per 3 jaar
bijeen zou komen. Dat is één keer gelukt: Middelburg 1581. Dan volgen Den
Haag 1586 en Dordrecht 1618-1619. De synode van Dordrecht bepaalde in haar
Kerkorde, dat de synode eens per 3 jaar zou vergaderen. Na Dordrecht 1618 is
er echter meer dan 200 jaar geen synode gehouden!! De synode van Dordrecht
is mede daarom zo beroemd geworden en heeft zoveel gezag gekregen. Ook omdat
er erg veel buitenlandse afgevaardigden waren. De Kerkorde is daarna
gedurende 200 jaar niet meer gewijzigd. Tevens is de synode van Dordrecht
beroemd vanwege de opdracht tot het maken van de vertaling van de Bijbel: de
Statenvertaling. Ten slotte is de
Synode van Dordrecht belangrijk vanwege de veroordeling van de
Remonstranten. De veroordeling is vastgelegd in de zogenaamde
Dordtse leerregels. Van Groningen werden afgevaardigd naar deze synode:
De predikanten Cornelis van Hille [1568-1632], Wolfgang Agricola †1626,
Wigboldus Homerus †1638, Georgius Placius [1584-1621] en de ouderlingen
Egbert Halbes †1638 en Johan Ruffelaert.
Artikel 30 van de Dordtse Kerkorde bepaalt: “In deze samenkomsten [bedoeld
is: kerkenraden, classes, particuliere en generale synoden] zullen geene
andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld
worden. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen, dan ’t gene dat in
mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de Kerken der
meerdere vergadering in ’t gemeen behoort”. De bedoeling was om geen
maatschappelijke, politieke, juridische, militaire of wetenschappelijke
zaken op de agenda te hebben. Zo heeft Willem de Zwijger via Marnix van St.
Aldegonde geprobeerd om de synode de opstand tegen Spanje te laten steunen
en geld in te zamelen voor de oorlog. Op de agenda van een synode horen dus
in feite alleen beroepszaken en zaken van nationaal belang. Denk aan
uitspraken over de leer, de liturgie, welke psalmen of gezangen gezongen
worden, de kerkorde en de bijbelvertaling. De uitdrukking mindere of
meerdere vergadering slaat op minder of meer kerken die samenkomen en niet
op meer of minder gezag. In de praktijk had een meerdere vergadering
natuurlijk wel meer gezag alleen al vanwege het feit, dat de besluiten door
een breder aantal kerken gedragen werd
synode, nationale = die kwam eigenlijk nooit bijeen. De laatste
Nationale Synode tijdens
de Republiek werd gehouden in 1618. Dat was de bekende
Synode van Dordrecht waar besloten werd tot het maken van een
bijbelvertaling (dat werd de statenvertaling die in 1639 klaar kwam) en het
opnieuw formuleren van de kerkorde. De directe aanleiding voor het
bijeenroepen van de synode was het conflict tussen
Gomaristen en
Arminianen. Dat resulteerde in het opstellen van de "Vijf artikelen
tegen de
Remonstranten", het meest onbekende van de drie gereformeerde
belijdenisgeschriften. (De twee andere zijn de
Heidelbergse Catechismus en de
Nederlandse Geloofsbelijdenis)
synode, provinciale = de verschillende Provinciale
Synodes kiezen de afgevaardigden naar de Nationale Synode
T
10bris = december. zie mense
20 junii. A...tus e [acceptatus?] numerus novitiis in sinum ecclece
examine subito ac confessione dextrag data, receptis = verscheidene
nieuwelingen in de boezem van de kerk geaccepteerd na onmiddellijk onderzoek
en gerechte belijdenis gegeven, ontvangen
‘t wt = te weten
taalman = de drie oudste leden van de gezworen meente, woordvoerders
van de gezworenen
taliter qualiter = als zodanig
tamborijn/tambuir/tambour = trommelslager
tarderen = talmen, treuzelen
tenteren = vertragen
testemonia/testimony = getuigenis, attestatie
testis/testor = getuige, doopgetuige, huwelijksgetuige
textor = wever
Textus Inauguralis suit ex Priori Epistola Pauli ad Corinth. Cap. 9:
versu. 16 =
de tekst van de intrede was uit de eerste brief van Paulus aan de
Corinthiërs Hoofdstuk 9 vers 16
til = brug
toer = beurt
tonseris = barbier, schapenscheerder
tractement/traktement = bezoldiging, loon
transfereren = overbrengen, verplaatsen
Trint/Trinit/Trinitatis = de zondag Trinitatis (ook wel Hoogfeest van
de Heilige
Drie-eenheid of Drievuldigheidszondag genoemd) is de kerkelijke naam
voor de zondag na
Pinksteren. De zondagen tussen Trinitatis en
Advent (vier weken voor Kerst) hebben als naam de rangorde na Trinitatis
(Eerste zondag na Trinitatis, Tweede zondag na Trinitatis etc.). Het
kerkelijk jaar telt 27 zondagen na Trinitatis
trouwpenning = penning gegeven bij wijze of
ter bekrachtiging van een trouwbelofte, hetzij alleen door den man, hetzij
wederkerig
tuien = slaan, afrossen, trekken, sleuren
tuijning/tuining = omheining
tunc temporis deputatus = toen ter tijd gedeputeerde
tutele = macht van rechtswege over minderjarigen. Alle gerechtelijke
handelingen, zowel wat betreft de persoon als het roerend en onroerend goed,
zijn afhankelijk van de instemming van de bij testament of rechterlijke
beslissing aangestelde personen. Dezen treden als vertegenwoordigers van de
minderjarige op en zijn ook verantwoordelijk voor de opvoeding en/of het
onderhoud
Tuuk, Dammonâ - Omlandus = Tuuk, uit Appingedam, Ommelander
U
uithuidelen (uit kerspel Tjamsweer) = uitschelden?
ulificeren (uit kerspel Vlagtwedde) = ?
unica collatrix/unicus collator = houder van alle stemmen in een
collatie. Een primus collator is de houder van de meerderheid van de stemmen
in een collatie. Hoewel in beide gevallen deze collator beslist, is er
verschil in juridische positie. Wanneer een groep samen een unieke collatie
bezit, kan er niet verdeeld gestemd worden. Bij een primaire collatie kan
dat wel, dan zijn er namelijk meerdere collatoren, dus meerdere stemmen
urgeeren = aandringen
usance = gewone manier van doen
ut supra = zoals boven of hiervoor vermeld, op de hierboven
aangegeven tijd
uxor = echtgenote
uxor nobiliss. = edele echtgenote
V
5. kalendas Apriles de integro dispensata accessere tmoniis armatae
Jantjen Jans
vidua Matt. Meinhardi Groninga, ac. ex pago Wirum Epke Jans = 5 april
na geheel gewogen toegelaten op kracht van getuigenissen Jantjen
Jans, weduwe van Matt[heus] Meinhardi, van Groningen, toegelaten uit
district Wirum Epke Jans
vaandrik/vaendrick/faendrich/vendrick = vaandrig =
oorspronkelijk drager van het vaandel van een compagnie. Toen door het
kleiner worden van de compagnieën niet meer elke compagnie een vaandel
voerde, werd het de jongste officier van de compagnie. En
aspirant-reserveofficier, bij de bereden wapens kornet geheten, die
heeft voldaan aan het examen voor reserveluitenant en in den troep na
praktische scholing nog van zijn geschiktheid tot aanstelling moet doen
blijken
vacante hic ministerio Sacro = de hier vacante heilige positie (van
de dominee)
vacante loco hoc = omdat men hier vacant was = omdat men hier geen
predikant had
vacerde = vacant = een ambt dat opengevallen is
vaceren/vaceeren/vacceren = zitting houden
valg = akker. In de wierdentijd werden de hoger gelegen gronden als
akkers (valgen) gebruikt, de lager gelegen grond als weiland (vennen) en de
wat moerasachtige stukken als hooiland (meden)
valgen = land omploegen en daarna braak laten liggen om de grond rust
te geven en weer vruchtbaar te maken
V.D.M. = verbi divini minister = dienaar van Gods woord, predikant
vechter = strijder, krijgsman, soldaat
veentjer = veenker/veentker? = veenhouwer, de man die met een hak de
bovenkorst van de boekweitakkers loshakte voor het verbranden. Hij had de
benen van de hak met gevlochten stro omwonden
veerdich = in staat
veltscheerder/veltscherder/veltscheer = barbier bij een leger,
chirurgijn
ven. = venerabel = eerbiedwaardig
veneris = vrijdag
veralisneert = vervreemd = verkocht
verdichte = vervalste
verlaat = zie sluis
verlaatmeester = sluiswachter
verlust = tot genoegen
verordineren = gelasten, gebieden, bevelen
verponding = ponden is het schatten van belastbaar onroerend goed.
Gewoonlijk wordt met verponding grondbelasting bedoeld, maar ook
huizenverponding en molenverponding komt voor. De belasting drukt op de
grondgebruiker. De verponding wordt ca 1600 ingevoerd in Groningen. Het
aantal verpondingen dat de Staten uitschrijven kan per jaar variëren, maar
is vanaf 1752 zes per jaar. De opbrengst is veel belangrijker dan van andere
belastingen. De verponding wordt door de schatboerder opgehaald
verwittinge = verwittiging = meededeling
verwordt = verworden = ontaard
vestenis = bevestiging, bekrachtiging
v.g. = vrijgezel
vicarij = een zelfstandig kerkelijk territorium, dat nog niet
tot een parochie is verheven, maar wel reeds een kerk heeft en een
bestuurder, de vicaris, die als vertegenwoordiger van bijvoorbeeld de
bisschop dat gebied bestuurt en daar de zielszorg ambtshalve uitvoert
vicinus = naburig, aangrenzend, buurman
vid. = vidua = weduwe
vide supra = zie boven
vierige = vurige
vierschaar = rechtbank
vigileren = toezien, toezicht uitoefenen, opletten
vijfschagtwever = bij het weven wordt in zijn meest simpele vorm met
twee stelsels draden in de ketting/schering ofwel de lengterichting gewerkt.
Dus een stelsel draden omhoog, het andere naar beneden en hier tussen de
inslagdraad. Dan wisselt het dradenstelsel en gaat er weer een inslagdraad
in. Een vijfschagt wever heeft een weefgetouw waarin in de kettingrichting 5
draden onafhankelijk van elkaar naar boven of beneden kunnen worden gehaald
waardoor ingewikkelder patronen kunnen worden geweven. Hij is dus in staat
technisch ingewikkelder weefsels te vervaardigen.
Een schacht is het raam waardoor de kettingdraden geleid worden
vijlein/vilein/vileijn = laag, gemeen
violentie = gewelddadigheid
visitatie/visitatione = huisbezoek
vitriaris = glazenmaker, glasblazer
s. Vitt./s. Viti = dag van de heilige
Vitus, 15 juni
v.m.a.n. = vertrokken met attestatie naar
vocem jucunditatis = 6e zondag na Pasen [in de R.K. kerk],
5e zondag na Pasen [in de Lutherse kerk]
voer hooi = wagenlading hooi
voeragie = veevoer
voerende jaer = voorgaande jaar
volden = stof
voluntair = vrijwilliger
volveerdig = volvaardig = ten volle bereid
vonder =
1. overgang over een sloot of gracht, in de vorm
van een losse plank of een (los,) smal, houten bruggetje, al of niet met
leuning(en), uitsluitend bestemd voor voetgangers
2. scheidsrechter
voogd = bij overlijden van één van beide ouders werd in het geval van
minderjarige kinderen een aantal voogden door de rechtbank aangewezen. De
belangrijkste daarvan is de voormond. Deze komt als regel uit de familie
van de overledene en spreekt namens het kind of de kinderen (pupillen). De
tweede voogd komt uit de familie van de andere ouder en wordt de sibbevoogd
genoemd. Als derde is er nog een voogd die geen familie hoeft te zijn (maar
vaak wel is), de zg. vreemde voogd. Het voogdschap was destijds een
ingrijpende aangelegenheid, de voogd was met zijn eigen vermogen
aansprakelijk voor zijn handelen als voogd
voogd op het eiland = iemand die in naam van een souverein het bewind
voert
voormombaar = voormomber/voormond = voogd
over een onmondige of minderjarige, belast met het beheer van diens goederen
en/of met zijn opvoeding
vorstander/voorstander/voorstaander = belangenbehartiger,
bestuurder. Een arme voorstander is een armevoogt
voorzaat = voorganger in een ambt, beroep (in de tijd)
vrederegter = voorloper van de kantonrechter [de naam kantonrechter
is pas sinds 1838 in gebruik]
vrier = vrijer
Vrier Drager (uit kerspel Leermens) = ?
vrijer/vrijster = ongehuwde man/vrouw
vuijlschrift = lasterlijk geschrijf
vulga Kivijt dictus = normaliter Kivijt genoemd
vulgo = naar gewoon spraakgebruik, genaamd
W
waarman = sluismeester van uitwaterende sluizen
wakker = sterk, flink, kloek,
onverschrokken, strijdbaar
Waldenzen = een
stroming die is ontstaan in de 11de eeuw binnen de
Rooms-katholieke kerk en zich met name bezig hield met de Bijbel, vasten en
het geregeld bidden van het Onze Vader. Ze praktiseerden maar 3 sacramenten:
doop, avondmaal en boete en verwierpen een aantal typische Rooms-katholieke
leerstellingen zoals vagevuur, aflaat, de eed en zielemissen. Door deze
opvattingen konden zij zich in de tijd van de Reformatie en Contrareformatie
gemakkelijk aansluiten bij de Hussieten en andere Protestanten. Zij zijn
zwaar vervolgd en later gediscrimineerd en kregen veel financiële steun uit
met name Engeland en Nederland. Oorspronkelijk kwamen ze vooral voor in
Zuid-Frankrijk, later lag het zwaartepunt in Noordwest-Italië (Piemonte)
wannemaker = mandenmaker. Een wan is een platte mand met twee
handvatten, waarin koren, door schudden en opwerpen, van het kaf wordt
gescheiden
warschap = waardschap = maaltijd. Een Mennonisten warschap is Heilig
Avondmaal bij de Mennonieten
wart/waert/waart = verhoogde plaats op het
land
waterzucht = oedeem
wed./ = weduwe/weduwnaar
wede/weed/wdw/wedw = weduwe
wedenar/wewenaer = weduwnaar
wedman/weddeman = de wedman representeerde de uitvoerende macht van
de ambtman dan wel redger. Hij was vaak verantwoordelijk voor het
organiseren van executie-verkopen, maar hij trad ook op als politieagent,
etc.Eigenlijk was hij een soort deurwaarder. De wedman werd daarbij geholpen
door rode roeden of biesjagers, de latere veldwachters. De positie van de
wedman was vergelijkbaar met die van schout in andere delen van Nederland
weem = letterlijk: gewijd huis; woonplaats van een geestelijke, of na
de reformatie in Groningen, van de dominee
WEW = Wel Eer Waarde
wicke/wickerije/wickster = waarzegster
wijderen = en anderen / andere zaken
wijnkoop = maaltijd voor wederzijdse
familieleden, bij gelegenheid van een verloving, in het bijzonder om de
huwelijksvoorwaarden of het huwelijkscontract vast te stellen. Later ook:
maaltijd voor familie en vrienden bij verloving of huwelijk
wijnmaand = oktober
wijvedag (uit kerspel Tjamsweer) = ?
wikke = waarzegster
wilandt (uit kerspel Opwierde) = wijlen?
wintermaand = december
wolg./welg. = welgeboren
wolkammer/wollekammer = maakte de ruwe wol van de boeren schoon,
daarna werd die gesponnen door de vrouwen, waarna de wolkammer de draden
verwerkte tot garen. Tegen het einde van de achttiende eeuw verdwijnt het
beroep onder invloed van buitenlandse concurrentie
worster = worstenmaker?
wringe = draaibaar hek op een dam, vooral dienend om weilanden af te
sluiten
wrusselingen = gestoei
X
xbr/xbris = december. zie mense
X dns = ex dominee
Z
Z.M. = Zijne Majesteit
6 kal[endas] Novembres itidem: dispensante D. Rhodio V.D.M. in Noortw. =
6 november eveneens: geregeld door Dom. Rhodio V.D.M. in Noortw[olde]
7ber/7bris = september. zie mense
zedille = cedul
zegel des verbonds = zie bontteken
zodden = riet-, gras- of heideplaggen, gebruikt als brandstof
zomermaand = juni
zonder arg of list = zonder boze of listige bedoeling
zwarigheden = moeilijkheden, problemen
zijl = zie sluis
zijlbewaarder = zijlwaarder = sluiswachter
zijleed = kleinste waterstaatkundige eenheid. Meerdere zijleden
vormen samen een schepperij
zijlrechter = dijkgraaf, verantwoordelijk voor een zijleed. Wanneer
de grotere schepperijen opkomen blijft als voornaamste taak van de
zijlrechter het inzamelen van het zijlschot, de hoofdelijk omgeslagen
waterschapsbelasting. De gezamenlijke zijlrechters kiezen de schepper, die
de leiding heeft over een schepperij
zijlvest/sijlvest = waterschap. Wanneer het waterbeheer
grotere eenheden vereist worden meerdere schepperijen gecombineerd tot
zijlvesten. De schepper en de overste schepper zijn de functionarissen,
verantwoordelijk voor toezicht op de waterhuishouding en sluizen. Zijlvest
wordt soms ook voor de functionaris gebruikt
Bronnen:
Archiefforum
Beroependatabase
Tresoar, dan bij Voorouders – Hulpbronnen - Beroependatabase
Beroepsnamenboek door J.B.
Glasbergen. Amsterdam/Antwerpen, L.J. Veen, 2004. Op internet zijn ook
aanvullingen te vinden
Christelijke Encyclopedie onder redactie van Prof. Dr. F.W. Grosheide
en Dr. G.P. van Itterzon. 2e geheel herziene druk. Kampen, Kok, 1956
Credo; handboek voor Gereformeerde Symboliek door Dr. L. Doekes.
Amsterdam, Ton Bolland. 2e druk, 1979
Friesland tussen Eems en Lauwers en de stad Groningen door Ubbo
Emmius. Herziene en vermeerderde uitgave vertaald door P. Schoonberg.
Groningen, Holmsteriand/SKF, 1989
Handboek van vreemde woorden, uitdrukkingen enz. door L.M. Baale en
C.H. Baale. Zutphen, W.J. Thieme, 1908
Korte Verklaring van de Kerkenordening door Joh. Jansen. Amsterdam,
Ton Bolland, 1976
Kramers’ woordentolk; verklarend woordenboek vreemde woorden,
uitdrukkingen en afkortingen. Den Haag, Van Goor, 1958
Latijns woordenboek
Naar school in de Ommelanden; scholen, schoolmeesters en hun
onderwijs in de Groninger Ommelanden ca. 1500 - 1795 door Jaap Bottema.
Bedum, Egbert Forsten & Profiel, 1999
Nederlandse Familienamen Databank van het
Meertens instituut
Het oude Groninger recht in hoofdlijnen door P. Brood. Groningen,
REGIO-PRojekt/Groninger Archieven, 1999
Statenvertaling of Statenbijbel, de eerste Nederlandse bijbel
die rechtstreeks uit het Grieks en Hebreeuws werd vertaald
Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland , rubriek Objecten ABC
De Synode van Dordrecht in 1618 en 1619 onder redactie van Dr. W. van
’t Spijker. 2e druk. Houten, Den Hertog, 1994
Theologisch Woordenboek onder hoofdredactie van Dr. H. Brink O.P.
Roermond en Maaseik, J.J. Romen & Zonen, 1958
Trefwoordenlijst Genealogie door
André Dumont
Van Aakschipper tot Zwikker; gids van historische beroepen
door Carl Denig. 2e druk. Utrecht, Matrijs, 2006
Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal; 13e herz.
uitgave. Utrecht, Van Dale Lexicografie, 1999
Van Dale nieuw handwoordenboek der Nederlandse taal. ’s-Gravenhage,
Nijhoff, 1956
Van Dale online woordenboek
Wikipedia
Woordenboek der Nederlandsche Taal. Door M. de Vries, L.A. te Winkel
e.a. Delen I-XXIX. ’s-Gravenhage/Leiden etc.: M. Nijhoff/A.W. Sijthoff
etc., 1882-1998. Supplement I. ’s-Gravenhage/Leiden etc.: M. Nijhoff/A.W.
Sijthoff etc., 1956. Aanvullingen delen I-III. ’s-Gravenhage: Sdu Uitgevers,
2001
|